De Amerikaanse filosoof Daniel Dennett (1942 – 2024) sterft en het is mijn oudste doodgraver Sholem Stein die mij up to date brengt.
Sholem vertelt over die keer dat hij gered werd door Dennetts weerlegging van de naturalistische dwaling; over hoe de meeste filosofen wel zeggen dat de dame niet echt doormidden gezaagd wordt, maar niemand zegt wat er dan wel aan de hand is; over het grote belang van dé waarheid en over vurig atheïsme.
Het lijk dat hier pas werd afgeleverd, pardon, stoffelijk overschot, was ooit de container van de ziel van Marlena Shaw.
Ik ken Marlena van “California Soul” (1969), een lied waarin ze het over geluid heeft dat in je oor blijft hangen van zonsondergang tot zonsondergang, geluid dat in de lucht hangt en dat je overal hoort, dat je vasthoudt, wat je ook doet. Het soort geluid dat je overal kan horen maar dat in California het helderst klinkt.
Ik ken ook de live-versie van “Woman of the Ghetto”, zoals in 1996 gesampled op Blue Boy’s “Remember Me”, waar zij naast het zinnetje ‘remember me? I’m the one who had your babies’ (ken je mij nog, ik heb je baby’s gebaard) de hele tijd ‘dingdiggidiggiding, dingdingding, diggiding’ zingt.
Jahsonic, mijn muzikale doodgraver, lacht een beetje met mijn gebrekkige kennis van het oeuvre van Marlena maar mijn tijd wordt alweer geconsumeerd door de volgende dode. Altijd maar doden.
Richard Roundtree was een Amerikaans acteur bekend voor zijn rol als John Shaft, de hard-boiled privédetective in de blaxploitationfilm Shaft uit 1971.
Inmiddels is dat alweer meer dan vijftig jaar geleden en vandaag is die brok cultuurgeschiedenis enkel nog bekend voor het disco-broedsel “Theme from Shaft” van de hand van Isaac Hayes.
Who’s the black private dick that’s a sex machine to all the chicks? (Shaft) You’re damn right
–‘Ted Kaczynski?’, vroeg ik toen ik vanochtend het dagoverzicht van mijn doodgraver inkeek.
–‘Nu al hier?’
Hij knikte.
–‘Die was toch nog oké, toen ik hem laatst zag? Niet dat ik de indruk had dat die echt honderd zou worden, maar er zaten nog wel wat jaren in dat tanige lijf van hem.’
–‘Zelfmoord? Ah bon.’
Gisteren, op weg naar een aantal vennen ten noorden van Turnhout, zei ik tegen mijn vrouw dat het nonsens is dat we naar een postindustriële samenleving evolueerden. De aanleiding is de dood van iemand die veel over de ‘postindustriële samenleving’ had geschreven.
Peter Schjeldahl was een Amerikaans kunstcriticus die voor het eerst op mijn radar verscheen toen hij het carnografische El Topo (1970) van Jodorowsky in de zomer van 1971 een “monumentaal werk van filmkunst” noemde.
Bij ons las niemand Schjeldahl, afgezien van Joost Zwagerman die hem minstens drie keer in zijn essays vermeldde.
Hier een cadeautje, de volledige versie van El Topo in het originele Spaans, met Portugese ondertitels.
Jim Seals was an American musician known for his work with Seals and Crofts and The Champs.
As a songwriter he is best-known for the composition “Summer Breeze” (1972), famously covered by Jackie Mittoo. “Summer Breeze” is in the Jahsonic 1000.
Bo Hopkins was an American actor known for secondary roles in films such as The Wild Bunch (1969), American Graffiti (1973) and Midnight Express (1978).