David Bordwell (1947-2024) was een Amerikaans filmtheoreticus en historicus, onder andere auteur van Film Art (1979) een handboek waarmee onderwijzers van filmwetenschappen hun leerlingen leren wat film is.
Hij wordt geassocieerd met een methodologische benadering die bekend staat als formalisme. Het is een benaming die hij zelf niet gezocht heeft maar die hij heeft gekregen vanwege zijn verzet tegen de interpretatieve benaderingen die in de mode waren vanaf de late jaren zestig tot het einde van de twintigste eeuw in magazines als Cahier du cinéma in Frankrijk en Screen in het Verenigd Koninkrijk.
Bordwell noemt die aanpak lacherig S.L.A.B-theorie, een acroniem voor Saussure, Lacan, Althusser en Barthes, namen die door zijn grootste rivaal Slavoj Žižek hoog in het vaandel worden gedragen. Niet toevallig lag Žižek met Bordwell meer dan eens in de clinch.
In dit kader is Bordwells Making Meaning (1989) een heerlijk boek omdat het haarfijn alle bouwstenen van de SLAB-interpretaties blootlegt. Hij toont zich daarmee mooi de archeoloog van de hineininterpretierungen van het continentale obscurantisme, ontcijferaar van wensgedachten die proberen ‘in’ films betekenissen, interpretaties of verklaringen te vinden die er niet zijn. Ontmaskeraar van bedrijvers van ‘in’legkunde in plaats van uitlegkunde. Onthuller van redenaars die noch deductief, noch inductief, maar eerder abductief zijn.
En hoezeer ik ook van de continentale filosofie hou, moet ik toch bekennen dat ik ze eerder als een fictie dan als een theorie lees. Werkelijke filosofie vind je eerder in de Angelsaksische analytische school.
In 1996 schreef Bordwell een stuk in Post-Theory over conventies in cinema dat zogezegd zwaar door Žižek op de korrel werd genomen maar ook niet echt. Trouw aan de continentale traditie werd meer geïnsinueerd dan geëxpliciteerd. In 2007 schreef Bordwell daar een mooi postscript bij dat naar een van mijn favoriete politieke boeken verwees: A Darwinian Left (1999) van Peter Singer, nog te weinig op links gelezen.
Ik moet nu onvermijdelijk denken aan de orchideeën van de filosoof Richard Rorty. Rorty voelde zich als jonge jongen schuldig omwille van zijn frivole interesse voor orchideeën. Later zou hij beseffen dat je tegelijkertijd wereldverbeteraar en orchideeënliefhebber kan zijn. Het ene sluit het andere niet uit.
Nu, Bordwell is zeker geen orchidee. Hij is nuttig maar oninteressant. Žižek is wel een orchidee: met al zijn intrigerende citaten gebaseerd om de nonsenstheorieën die Bordwell SLAB noemt.
In die zin representeren Bordwell en Žižek het onderscheid tussen analytische en continentale filosofie.
De analytische filosofie, daar kan je iets mee, het vertegenwoordigt het nuttige en utilitaire. Maar wil je je met de filosofie amuseren, wil je erbij wegdromen, dan kies je voor de continentale. Voor het dromen lees je Deleuze die zinnen schreef als ‘vliegende anussen, versnellende vagina’s, er is geen castratie.’
Het is jammer voor Bordwell maar je zou hem evengoed — in weerwil van zijn scherpe analyses en terechte kritiek op SLAB — Boredwell kunnen noemen, met een ‘e’ teveel tussen de ‘r’ en de ‘d’. Binnen vijftig jaar weet niemand nog wie hij was, maar tegen dan zal Žižek niet vergeten zijn. Mocht je daaraan twijfelen, kijk dan even naar The Pervert’s Guide to Cinema (2006).
Toegegeven, alleen al de openingspassage staat vol patente nonsens:
‘Ons probleem is niet: Worden onze verlangens bevredigd of niet? Het probleem is: Hoe weten we wat we verlangen? Er is niets spontaans, niets natuurlijks aan menselijke verlangens. Onze verlangens zijn kunstmatig. We moeten leren verlangen. Cinema is de ultieme perverse kunst. Het geeft je niet wat je verlangt, het vertelt je hoe je moet verlangen.’
Wij moeten helemaal niet leren verlangen, meneer Žižek, wij kunnen al verlangen sinds we geboren worden. Dat zal meneer Bordwell u genoegzaam vertellen. En hij zal daarbij steunen op A Darwinian Left van Singer of het aan zijn eigen inzichten overlaten.
Maar toch, maar toch, Žižek verkies ik keer op keer boven de bloedeloze filmanalyses van Bordwell.
Desalniettemin, rust zacht David.