Tag Archives: philosophy

RIP David Bordwell (1947-2024)

Making Meaning (1979)

David Bordwell (1947-2024) was een Amerikaans filmtheoreticus en historicus, onder andere auteur van Film Art (1979) een handboek waarmee onderwijzers van filmwetenschappen hun leerlingen leren wat film is.

Hij wordt geassocieerd met een methodologische benadering die bekend staat als formalisme. Het is een benaming die hij zelf niet gezocht heeft maar die hij heeft gekregen vanwege zijn verzet tegen de interpretatieve benaderingen die in de mode waren vanaf de late jaren zestig tot het einde van de twintigste eeuw in magazines als Cahier du cinéma in Frankrijk en Screen in het Verenigd Koninkrijk.

Continue reading

RIP Hans Magnus Enzensberger (1929 – 2022)

Een portret van Enzensberger in 1961 op een Duitstalige zender.

Hans Magnus Enzensberger was een Duits schrijver en denker.

In 2008 ontdekte ik hem toen ik zijn essay “Die Aporien der Avantgarde” (1962) las in een Nederlandse vertaling. Ik heb dat boek niet meer dus ik weet niet meer wie die vertaling deed.

Het stuk maakte wel wat indruk omdat de futiliteit van de de avant-garde er uit de doeken gedaan werd. Of tenminste, futiliteit, dat is het juiste woord niet.

Maar Enzensberger durfde wel toen al, begin jaren zestig, het begrip avant-garde te relativeren. Als de regel in de creatieve sector wordt: het moet nieuw zijn, dan vestig je daar een nieuwe traditie mee en traditie is net waar avant-garde mee vecht. Op die manier heft de avant-garde zichzelf op. De postmodernist die ik toen was kon ik daar wel wat mee.

Ook het begrip aporia sprak mij aan. Het komt van ἀ- (niet, de zogenaamde privatieve ‘a’) en‎ πόρος (póros, ‘passage’). Daar waar men niet doorheen komt. Mooi. Het onoverbrugbare, ondoorwaadbare, onpasseerbare.

Eigenlijk is het een van de eerste essays over ‘de dood van de avant-garde’ waar men pas veel later over zou beginnen schrijven, toen het postmodernisme kwam. Het stuk bevat een genadeloze analyse van György Lukács kleingeestige verdediging van literair realisme en enkele stimulerende reflecties over de stompzinnigheid van het groeperen van kunstenaars in kunststromingen. Er zit ook een degelijke etymologische en semantische analyse van de term avant-garde bij.

Stefan Hertmans liet naar aanleiding van Enzensbergers dood op zijn Facebooktijdlijn een meter boeken van Enzensberger zien. Een kleine meter, dat wel. Het droeg wel wat bij tot zijn geloofwaardigheid. Van Hertmans dan.

Omdat ik bij Hertmans niet wilde achterblijven ging ik naar de universiteitsbieb maar vond er zo goed als niets. Bij de stadbibliotheek vond ik wel De telduivel (1997), dat heerlijk kinderboek dat wiskunde filosofische benadert.

Oh ja, Hans Magnus had een broer. Christian. Veel minder bekend maar van hem las ik wel een prikkelend boekje over vuil: Größerer Versuch über den Schmutz (1968), Groot essay over het vuil dus.

Rust zacht Hans.

RIP Terence Parsons (1939 – 2022)

In de Verenigde Staten stierf de filosoof Terence Parsons. Parsons was vooral bekend omwille van zijn werk rond het onbestaande.

De man stierf eind juli van dit jaar al. Ik kwam erachter dat hij een onbestaand object geworden toen ik me voor de zoveelste keer in het niet-bestaande verdiepte. De interesse deze keer gewekt na een bezoek aan het Mundaneum in Bergen. Toen stelde ik mij de vraag, mocht men de wereld in een boomstructuur willen gieten, en willen tweedelen middels vertakkingen, zou men zo’n tweedeling niet kunnen beginnen met het ‘echte’ versus het ‘onechte’? Of het materiële versus het immateriële?

Ik stel voor dat we zo tewerk gaan. We zetten in een kamer twee grote manden en schrijven woorden op papiertjes. Die gooien we ofwel in de linkermand ofwel in de rechtermand.

In de linkermand gooien we het ingebeelde, verzonnene, fictieve, imaginaire en denkbeeldige. In de mand aan de rechterkant al wat echt bestaat.

Rechts de dingen – zoals ik al zei – levend of dood: dus banken, stoelen, stootkarren, stiletto’s en stinten. En rhino’s en ringratten. Rozen en rododendrons. Later zullen we de rechtermand leegmaken om die weer te tweedelen: deze keer in het levende en het dode, maar daar vertel ik een andere keer wel eens over.

Het is de linkermand die vandaag onze aandacht vraagt. Op de papiertjes die we erin gooiden staan getallen, woorden (ja papiertjes met het woord ‘woorden’ erop), kleuren, goudbergen, gevoelens, draken, sfinxen, centauren, eenhoorns, zeemeerminnen, vierkante cirkels en ronde vierkanten.

En God natuurlijk.

Waarom begin ik over die tweedeling tussen het echte en het onechte? Omdat zij gelinkt is aan een fundamenteel filosofisch probleem dat de mens als narratief wezen volkomen weet te negeren. Namelijk de problematische aard van een zin als:

“Sherlock Holmes woont in Londen, op het adres Baker Street 221-B.”

De zin is tot een klassieker binnen de filosofie uitgegroeid.

Luisteraars slaan niet tilt als zij deze zin horen. Zij liggen niet aan diggelen van cognitieve dissonantieschok. Wel integendeel. Zij spitsen hun oren, gebiologeerd prevelend, ‘ga verder…’.

Waarom zouden zij tilt moeten slaan? Omdat Holmes nooit in die straat woonde, hij woonde zelfs in Londen niet, sterker nog, Holmes heeft nooit bestaan.

Maar wij luisteren en knikken en verlangen naar meer.

Ik heb afgelopen week het boek van Parsons, Nonexistent Objects (1980), in huis gehaald. Toen ik het begon te lezen, over Pegasus, centauren, Sherlock Holmes, goudbergen, ronde vierkanten en vierkante cirkels, toen ging het me iets te veel over het verschil to be versus to exist, over zijn vs. bestaan dus. Parsons, en dit is een obsessie van de analytische filosofie, wil bovendien alles in formules gieten.

In plaats van gewoon die linkermand samen leeg te maken en te kijken wat voor moois daar allemaal inzit. En vervolgens samen door Meinongs jungle te banjeren. Dat zou toch mooi kunnen zijn? Hij doet het niet, het was zijn rol niet in dit leven.

Daarom las ik tegelijkertijd Het boek van de denkbeeldige wezens (1957) van Borges, mooi vertaald door Annie Sillevis. Borges, de man die van het onbestaande een waar filosofisch feest maakte.

RIP Terence Parsons

RIP Bruno Latour (1947 – 2022)

Intellectual Impostures, alternative title of Fashionable Nonsense (1997). Ik ben er niet in geslaagd de oorsprong van die afbeelding van een waarzegger en een glazen bol te achterhalen.

Bruno Latour was een Frans filosoof vooral bekend omwille van zijn boeken over de relativiteit van de wetenschappen.

Wetenschap is politiek met andere middelen

Je kan Latours filosofie nog het best samenvatten aan de hand van zijn eigen dictum ‘wetenschap is politiek met andere middelen’, een citaat uit Pasteur: Guerre et paix des microbes (1984).

Continue reading

RIP Saul Kripke (1940 – 2022)

Saul Kripke was een Amerikaans filosoof vooral bekend omwille van zijn boek Naming and Necessity (1980).

Van alle necrologieën die ik de laatste tijd ‘schreef’ – en ik zet ‘schrijven’ hier tussen aanhalingstekens want in essentie is mijn ‘schrijven’ het schrijven met andermans woorden, of het keuzes maken van wat ik erin zet en wat ik eruit laat, van wie ik vermeld en wie ik verzwijg – was deze van Kripke de moeilijkste.

Continue reading

RIP Bernard Stiegler (1952 – 2020)

Bernard Stiegler was a French philosopher known for his reflections on technology.

Outside the field of philosophy, he is of interest for his delightful retelling of the Epimetheus creation myth from Protagoras told in the film The Ister (2004).

Bernard Stiegler retelling the creation myth of Protagoras in The Ister (2004)

The transcript of that story (above):

‘One day Zeus said to Prometheus, “the time has come for you, for us gods, to bring into the day the non-immortals.” The non-immortals being animals and men. Prometheus, who is put in charge of this task, has a twin brother named Epimetheus. Epimetheus resembles Prometheus; he is his double. But in fact Epimetheus is his brother’s opposite. Epimetheus is the god of the fault of forgetting. Prometheus is a figure of knowledge, of absolute mastery, total memory. Prometheus forgets nothing, Epimetheus forgets everything. Epimetheus says to his brother: “Zeus has given you this task – I want to do it! Me me me! I’ll take care of it.” Epimetheus is a rather simple-minded brother, and Prometheus is fond of him. He dares not refuse and says, “OK, you take care of it.” So Epimetheus distributes the qualities. He will give the gazelle its speed, for example. […] He distributes the qualities in equilibrium. Epimetheus’ distribution of the qualities describes the ecological balance of nature. […] Now, as Epimetheus is distributing the qualities, he suddenly notices something… […] “There are no qualities left! I forgot to save a quality for man!” […] “I still have to bring mankind, mortals, into the day.” […] but there are no qualities left to give him a form. So Prometheus goes to the workshop of the god Hephaestus, to steal fire. Fire, which is obviously the symbol of technics, but which is also the symbol of the power of god. Zeus.’–Bernard Stiegler retelling the creation myth of Protagoras in The Ister (2004)

From top to bottom: Metaphor (1972) by Hawkes, Shipwreck With Spectator (1979) by Hans Blumenberg, The Philosophy of Rhetoric (1936) by I. A. Richards, A Grammar of Metaphor (1958) by Brooke-Rose and Paradigms for a Metaphorology (1960) by Blumenberg.

Studies in metaphorology

It’s good to live in a city.

From the UA library on 3/10/19:

From top to bottom: Metaphor (1972) by Hawkes, Shipwreck With Spectator (1979) by Hans Blumenberg, The Philosophy of Rhetoric (1936) by I. A. Richards, A Grammar of Metaphor (1958) by Brooke-Rose and Paradigms for a Metaphorology (1960) by Blumenberg.

RIP Bryan Magee (1930–2019)

Bryan Magee was a British philosopher noted for bringing philosophy to television in the programs Men of Ideas (1978) and The Great Philosophers (1987).

A quick check found some really boring television (I love boring television if it’s extremely boring, regular television is just plain boring).

In the beginning of this bit two men in suits are sitting on a sofa facing each other as well as the camera. They are John Passmore and Bryan Magee and they discuss David Hume in 1987:

And then there is this bit of 1977 when Magee interviews Herbert Marcuse:

Kant in film, and, the sexual lives of philosophers

Prompted by my previous post on Nietzsche in film, here is an interesting film on the life of Immanuel Kant, more particularly on his last days.

The film, Les Derniers Jours d’Emmanuel Kant is based on The Last Days of Immanuel Kant by English writer Thomas De Quincey.

In the film, Kant approaches the end of his life, which is entirely punctuated by habits acquired over many years. The leaving of his butler Martin Lampe will upset this well planned routine.

In the scene above, Kant reads a letter asking for help. It is a letter by Maria von Herbert, sent in August 1791.

The letter was also mentioned in La vie sexuelle d’Emmanuel Kant, about which I have written here.

Like so many philosophers, Kant was not sexually active. For all we know, Immanuel Kant died a virgin. I find this very interesting.

So did Friedrich Nietzsche, in The Genealogy of Morals he says on married philosophers:

“the philosopher shudders mortally at marriage, together with all that could persuade him to it—marriage as a fatal hindrance on the way to the optimum. Up to the present what great philosophers have been married? Heracleitus, Plato,Descartes, Spinoza, Leibnitz, Kant, Schopenhauer—they were not married, and, further, one cannot imagine them as married. A married philosopher belongs to comedy, that is my rule; as for that exception of a Socrates—the malicious Socrates married himself [to Xanthippe], it seems, ironice, just to prove this very rule.”

So did Jacques Derrida.

Asked what would he like to see in a documentary on a major philosopher, such as Hegel or Heidegger, Derrida replies he would want them to speak of their sexuality and ‘the part that love plays in their life’. He criticizes the dissimulation of such philosophers concerning their sex lives – ‘why have they erased their private life from their work?’