Gisteravond keek ik op Canvas naar Padre Padrone (1977). Deze trage en surreële Italiaanse kunstfilm is typerend voor het door de overheid gesubsidieerde cinematografisch modernisme van de jaren 70, met zijn nadruk op vervreemding, smerigheid en eenzaamheid.
Hoewel niet zonder verdiensten is de film een onaangename kijkervaring. Enkele van de hoogtepunten zijn pratende schapen, aanzwellende muziek, tekst op het scherm, jongens die dieren molesteren en vreemde geluidseffecten.
Voor een vergelijkbaar maar leuker portret van de Italiaanse landelijke achterlijkheid, kijk je naar Christ Stopped at Eboli (1979).
De woorden hierboven schreef ik in 2006.
Eergisteren stierf Paolo Taviani.
Dus vanochtend keek ik opnieuw naar die film. In fast forward na een onrustige nacht waarin ik over jihadisme geschreven had. Padre padrone is een naargeestige film over kindermisbruik en iedereen die hem zag zal zich de oorvijgscène herinneren.
De film begint met een zesjarige jongetje dat door zijn tirannieke vader van school gehaald wordt en die hem vervolgens naar de bergen brengt waar hij moederziel alleen schapen moet hoeden. De vader is een echte sadist en straft zijn zoon bij elke gelegenheid. Soms doet de vader ook alsof hij gaat slaan, heft plots zijn hand op, maar in plaats van te slaan neemt hij zijn pet af en krabt zich aan het kale hoofd. De jongen krimpt dan altijd in angst weg.
Op een dag vlucht de jongen. Na enkele jaren komt hij terug en ontmoet hij zijn vader in de hoofdstraat van hun dorp. Vader nadert zonder iets te zeggen, komt vlak voor zijn zoon staan én — nog steeds zwijgend — heft hij plots zijn hand: weer die schijnbeweging. De zoon rukt zijn hoofd opzij, zelfs als volwassen man denkt hij nog slaag te krijgen. De vader neemt zijn pet af, krabt zijn hoofd en geeft zijn zoon een smalende, gemene glimlach. Hij vervolgt zijn weg zonder zijn zoon een woord te gunnen.
Dit soort nare cinema trof je niet in de Verenigde Staten aan. Het grote verschil tussen Europese en Amerikaanse naoorlogse cinema zijn de subsidies. Een groot deel van de Europese cinema werd gesubsidieerd door de overheid. Een raad van wijzen besliste wie waarover een film mocht maken. Resultaat: zware thema’s, ernst en artistiek verantwoorde gewichtigheid. Amerikaanse films werden gemaakt om geld te verdienen. Ze waren luchtig, leuk en ondraaglijk licht; als je films als Eraserhead (1977) van David Lynch niet meetelt toch.
Rust zacht Paolo.