In de Verenigde Staten stierf Fredric Jameson, de marxistische intellectueel die misschien nog wel bekendst werd met een uitspraak die hij niet zelf bedacht:
‘Het is tegenwoordig gemakkelijker je het einde van de wereld voor te stellen dan het einde van het kapitalisme.’
Hij schreef die uitspraak toe aan iemand en die iemand was H. Bruce Franklin (1934 – 2024) van wie het toeval wil dat die ook eerder dit jaar overleed.
Pulp
Jameson kwam voor het eerst op mijn radar toen ik in de jaren negentig de tegenstelling lage cultuur/hoge cultuur onderzocht. In zijn boek Postmodernism, or, the cultural logic of late capitalism (1991) zegt de man over het soort cultuur waar ik gek op was en die marxisten zoals Adorno et al. verachtten omdat het niet tot doel had het volk te verheffen:
‘De postmodernismen zijn in feite gefascineerd door dit hele ‘verloederde’ landschap van kitsch en prullaria, van tv-series en Reader’s Digest, van reclame en motels, van middernachttelevisie en ‘B-films’, van de zogenaamde paraliteratuur, met zijn stationsromannetjes (de gotische roman, het liefdesverhaal), de populaire biografie, de misdaadroman en de sciencefiction- of fantasyroman: materiaal dat ze niet langer eenvoudigweg ‘citeren’ zoals een Joyce of een Mahler zou gedaan hebben, maar waarvan ze de eigenlijke inhoud volledig omarmen.’ [mijn vertaling]
Dát soort cultuur omarmen heb ik heel gulzig gedaan — en ik doe dat nog steeds — ik moet daar voor een deel die vermaledijde cultuurmarxisten voor danken, zij wezen de weg naar dit soort pulp.
Cultuur blijft immers het snijvlak, de intersectie tussen hoge en lage cultuur, waar het populaire en het artistieke tegen elkaar aanschurken, elkaar besmetten.
Californische supermarkt van de geest
Men heeft het wel eens gehad over de betekenisloze zwaarwichtigheid van Jamesons proza. Mede-marxist Terry Eagleton meldde daarover in “Fredric Jameson: the Politics of Style” (1982):
‘Zijn werk heeft nog het meeste weg van een grote Californische supermarkt van de geest, waar de nieuwste flitsend aangeklede handelswaar (Hjelmslev, Barthes, Deleuze, Foucault) op de schabben ligt opgestapeld naast enkele meer beproefde en vertrouwde bekende namen (Hegel, Schelling, Croce, Freud), in afwachting van het moment waarop ze allemaal achteloos in de marxistische mand worden gedropt.’ [mijn vertaling]
De Markies de Sade-test
Omdat ik een grote bewondering heb voor Markies de Sade als eigenwijste eigenwijzigaard in de geschiedenis van de mensheid (ik negeer voor het gemak even dwarsligger Diogenes); ik ook aan de aandoening lijd die zijn naam draagt maar vooral vind dat de Sade meer respect als radicale theofoob en dwarsdenker dan als pervert verdient, doe ik wel eens de ‘Markies de Sade-test’ met mensen.
Die test bestaat eruit dat ik gewoon de naam van persoon x samen met de naam “Markies de Sade” google. Zo kom aan de weet of persoon x het ooit wel eens over de Markies heeft gehad of persoon x’s naam opduikt in een document waar ook de naam van de Markies in voorkomt.
Fredric Jameson lijkt mij ideaal om aan de Markies de Sade-test te onderwerpen.
Het resultaat is positief.
In de tekst “History and the death wish: Zardoz as open form” (1974) van Jameson over die hele rare film Zardoz (1974) met de sexy Sean Connery staan de volgende woorden van Markies de Sade:
‘The invention of the idea of God is the only crime I cannot find it in myself to pardon mankind.’
In het oorspronkelijke Frans klinkt dat zo:
‘L’idée [de dieu] d’une telle chimère est, je l’avoue, le seul tort que je ne puisse pardonner à l’homme’.
En in het Nederlands zo:
‘Het godsidee is, dat geef ik toe, het enige kwaad dat ik de mens niet kan vergeven.’
Rust zacht
Maar die uitspraak van Sade heeft nog weinig met Jameson te maken van wie ik nog wel zeggen wil dat de afbeelding van de schoenen [zie boven] op de coverfoto van Postmodernism, or, the cultural logic of late capitalism een werk van Warhol betreft: Diamond dust shoes (1980).
Rust zacht Fredric.