In Duitsland overleed socioloog, demograaf, oorlogsdeskundige en genocidespecialist Gunnar Heinsohn. Hij kwam onder mijn aandacht via Peter Sloterdijk die het in Woede en Tijd (2006) had over het probleem van een te grote jeugdpopulatie. In het Engels heeft men daar de naam ‘youth bulge’ voor bedacht, letterlijk ‘jeugduitstulping’, zeg maar een teveel aan jongeren.
Heinsohn’s boek heet Söhne und Weltmacht (2003), vertaald in het Nederlands als Zonen grijpen de wereldmacht. Terrorisme demografisch verklaard. Het boek kreeg geen Engelse vertaling. Terzijde, veel van Sloterdijk ook niet, je vindt meer Sloterdijk in het Nederlands dan in het Engels.
In de theorie van de ‘youth bulge’ betoogt Heinsohn dat een ‘teveel’ aan jongvolwassen mannelijke bevolking voorspelbaar leidt tot sociale onrust, oorlog en terrorisme, omdat de ‘derde en vierde zonen’ geen prestigieuze posities in hun bestaande samenlevingen kunnen krijgen en in hun drang naar erkenning religie of politieke ideologie als excuus gebruiken. Heinsohn verklaart dat historische periodes van sociale onrust zonder externe aanleiding (klimaatveranderingen of milieucatastrofen bijvoorbeeld), zowel als de meeste genocides het gevolg zijn van een aangegroeide jeugdpopulatie. Ook het Europese kolonialisme, het 20ste-eeuwse fascisme, en huidige aanslepende conflicten zoals die in Darfur, Palestina en het islamistisch terrorisme in Europa verklaart hij met dat model. Hij gaat zelfs zover een index uit te vinden, de oorlogsindex, die de verhouding jonge mannen met oude mannen in kaart brengt.
De covers van Söhne und Weltmacht – er zijn namelijk meerdere uitgaves, het boek werd populair dankzij de aandacht die Sloterdijk eraan schonk – tonen achtereenvolgens een jongen (we zien zijn gezicht niet) met een bruin bloot bovenlijf, in zijn short zit een revolver; een massa demonstranten in een setting zoals het Tahrirplein tijdens de Egyptische Arabische lente; rellende jongeren in een voorstad, brandende auto’s op de achtergrond, met deze keer als ondertitel: ‘terrorisme in de opkomst en val van natiestaten; en dan de Nederlandse uitgave met bebaarde boze islamitische jongemannen die met geheven vuisten demonstreren. Bij ons is de ondertitel nog dreigender: ‘zonen grijpen de wereldmacht’.
Men begrijpt dat islamofielen de islamofobiekaart trokken.
Eric Bracke bij De Groene besprak het boek.
Men leest: ‘De tweede, derde en vierde zonen in een Iraaks gezin hebben inderdaad niets te verliezen, integendeel. Zonder erfdeel en zonder uitzicht op een baan zijn ze bereid grote risico’s te nemen.’
Heinsohn zegt dat hij niet de eerste is om het effect van demografie op oorlog te onderzoeken, hij verwijst naar de Fransman Gaston Bouthoul en zijn boek Infanticide différé (1970) die de oorlog in El Salvador zou voorspeld hebben. Hij meldt dat het ‘niet de hongerlijders zijn die oorlog voeren’, maar gefrustreerde zonen met een volle maag, en vaak ook een opleiding.’
En:
‘Waarom denk je dat de Europese jongeren zo pacifistisch zijn? Omdat ze enige zonen zijn. Als jonge Palestijnen enige zonen zouden zijn, dan zou het ook daar veel rustiger zijn.’
En:
‘Europa heeft geen unie gevormd omdat men de oorlog moe was … en het heeft zijn kolonies ook niet zomaar genereus de vrijheid gegeven. Europa is een soft power geworden toen het demografisch geen andere keuze meer had. Toen Frankrijk na de Tweede Wereldoorlog militair optrad in Vietnam was dat niet met eigen manschappen maar vooral met het Légion Etrangère, waarin ook veel Waffen-SS’ers zaten. … Europa [telt] alleen nog stervende naties […] zonder weerbare mannen. Daarom heeft het zich verenigd en is het een soft power geworden.’
Als de interviewer opmerkt dat hij vaak in ‘islamofobe’ middens geciteerd wordt:
‘in discussies met islamofoben voer ik telkens aan dat het probleem niet de Koran is. Het zijn de angry young men die een religieuze rechtvaardiging zoeken voor geweld- en moorddadig gedrag. Ze willen niet als gewone moordenaars gezien worden, en om zich moreel te legitimeren stoffen ze het Boek af zoals anderen zich op het marxisme beriepen.’
Elders citeert Heinsohn Nietzsche in een analyse over jonge mannen en hun vechtlust, hun verliefdheid op geweld:
‘Wat hen prikkelt is de aanblik van de ijver die om een bepaalde zaak heen hangt, en als het ware de aanblik van de brandende lont, — niet de zaak zelf. Dus verstaan de meer verfijnde verleiders de kunst hun de explosie in het vooruitzicht te stellen en ervan af te zien hun zaak met redenen te omkleden: met redenen wordt men deze kruitvaten iet de baas!’ [De vrolijke wetenschap, vertaling Pé Hawinkels]
In onze media vind je niet zoveel over Gunnar Heinsohn. In DS was er een interview met Leon de Winter, die Gunnar zijdelings vermeldde, in DM viel zijn naam twee keer. In interviews met Adjiedj Bakas en Hans Achterhuis. Over zijn dood? Geen woord.
Ik moet plots denken aan het boek Shall the Religious Inherit the Earth? (2010, Zullen de gelovigen de aard erven?) van Eric Kaufmann en de angst slaat om mijn hart.
Rust zacht Gunnar.