Voor deze dode laat ik graag mijn doodgraver Jahsonic aan het woord:
Ik herinner me nog heel duidelijk hoe ik op een schooluitstap naar Rotterdam een bezoek bracht aan het museum van hedendaagse kunst en er een ‘schilderij’ zag bestaande uit resten van een maaltijd die met lijm op een houten plaat waren gekleefd en vervolgens tegen de muur waren gehangen en als ‘schilderij’ gepresenteerd.
Was ik veertien, vijftien of zestien? Was het Rotterdam, zo ja welk museum? In hetzelfde museum zag ik ook mijn eerste Lucio Fontana snijschilderij en in de namiddag, toen wij vrij waren, kocht ik een reep witte chocolade van het merk Galak.
We spoelen door naar 1996. Ik heb al vroeg toegang tot het internet omdat ik dan bij Appledealers werk waar ik erin slaag voor vier miljoen Belgische frank per maand aan computers en parafernalia te verkopen, maar dat is een ander verhaal.
Op het internet vind ik de naam van de maker van dat eetschilderij: Daniel Spoerri. Die man heeft ook een boek, zie ik, en dat heet Topographie anecdotée du hasard (1962).
Deze ‘geanekdoteerde topografie van het toeval’ is een verbale dingenval (zoals een dierenval maar dan voor dingen) die met liefde en geduld – zonder saai te worden—in groot detail de geschiedenis documenteert van elk stukje rommel dat op een tafel in Spoerris Parijse flat ligt.
Spoerri woonde toen in Hotel Carcassone in Parijs, in kamer 13 op de vijfde verdieping. Rechts van de toegangsdeur stond een tafel die zijn vrouw Vera blauw had geschilderd. Spoerri tekende op een ‘plattegrond’ de contouren van alle tachtig objecten die op 17 oktober 1961 om precies 15.47 uur op de tafel lagen. Elk object kreeg een nummer en Spoerri schreef een korte beschrijving van elk item en de herinneringen of associaties die het opriep.
De beschrijvingen verwezen op hun beurt naar andere objecten op de tafel die verwant waren. De ‘Topografie’ werd gedrukt als een klein pamflet van 53 pagina’s plus een uitklapbare kaart en index en werd verdeeld als aankondiging van een tentoonstelling van Spoerri in Parijs. Het is meer dan een catalogus van willekeurige objecten; in zijn geheel gelezen geeft het een samenhangend en meeslepend beeld van Spoerris reizen, vrienden en artistieke bezigheden.
Is het het vermakelijkste ‘kunstenaarsboek’ van de naoorlogse periode? Zou best kunnen. Vooral toen Roland Topor er in een later versie schetsen van elk object aan toevoegde.
De cultklassieker werd in 1968 in Duitse vertaling gepubliceerd door Dieter Roth, u wil vooral de laatste versie van Atlas Press waarin alle vermeerderingen mooi een plaats krijgen.
Rust zacht Daniel.