De naam Sheldon Harnick zei me niets. Het was Jason, een van mijn doodgravers, die de voorbereidende opzoekwerken had gedaan en me vertelde dat hij toch een van de bekendste liedjesteksten van de twintigste eeuw had geschreven.
–‘Welke dan?’
–‘Je kent het zeker.’
–‘Zing het eens.’
–‘If I were a rich man?’
Hij zong en keek me vragend aan. Ik knikte en opende het dodenboek om er de details op na te slaan.
–‘Ooit vertaald naar het Nederlands, lees ik.’
–‘Als ik toch eens rijk was?’
–‘Precies.’
Ik wist hem nog iets te vertellen.
–‘Dat lied ging ooit zo: ‘ven ikh bin Rothschild’, ‘Was ik maar een Rothschild’ dus.’
–‘De Rothschilds, die liggen hier toch ook?’ vroeg Jason.
–‘Natuurlijk jongen, maar meer in het noorden van Dodenstad, waar de ondernemers en bankiers liggen, ik hou ze graag gescheiden van de kunstenaars.
Rust zacht, Sheldon.