Frankie Beverly was een Amerikaanse zanger populair op de Northern Soul scene. De vampiers van de nacht (en dat zijn wij doodgravers allemaal) die wat later geboren zijn, kennen hem voornamelijk van “Twilight” (1985).
Jahsonic kwam me vertellen dat hij een mixtape aan het maken rond die song. “Mellow, Mellow Right On” (1978) van Lowrell Simon en “Can You Feel It?” (1986) van Larry Heard staan erop. Hij gaat er ook nog enkele Wally Badarou tracks bijzetten want daar doet “Twilight” toch wel heel erg aan denken. “Hi-Life” (1984) bijvoorbeeld.
In de Verenigde Staten stierf de ‘parolier’ Will Jennings. Een songschrijver is in principe altijd minder bekend dan een zanger en een ‘parolier’, iemand die de teksten van liedjes schrijft dus, is nóg minder bekend bij het grote publiek dan iemand die ook de muziek schrijft, althans die indruk heb ik toch.
Will Jennings schreef “Street Life” (1979) voor The Crusaders en “Didn’t We Almost Have It All” (1987) voor Whitney Houston. Zeggen dat hij misschien wel bekendst was voor “Up Where We Belong” van de film An Officer and a Gentleman (1982) is maar een halve waarheid want Jennings was een regelrechte hitmachine.
Voor Jahsonic en mij is het vooral “Street Life” dat werkt.
Jahsonic kwam met haar kist af, toonde me een foto.
–‘Nooit van haar gehoord,’ zei ik.
–‘Dat kan baas, haar echte naam is Patsy, ze behoort tot de lange staart, tot die oneindige cohorte artiesten die samen toch een groot deel van de muziekmarkt vertegenwoordigen. Het zijn artiesten zoals haar die YouTube grootgemaakt hebben, de échte hitmakers hadden platenmaatschappijen en advocaten om ervoor te zorgen dat ze niet gratis gestreamd werden. Pat had haar fans die haar herinnering levend hielden.’
–‘Maar wie is ze dan?’
–‘In de jaren zestig nam ze zo’n zestig platen op onder haar eigen naam. De roddel is dat ze nog het liefje van George Clinton geweest is. Maar ze werkte wel met hem samen en ze was lange tijd zijn achtergrondzangeres, dat was ze trouwens ook voor Aretha Franklin en Isaac Hayes. ’
Hij stapte naar de platendraaier in de hoek van mijn kantoor, hij had die daar ooit gezet, en zette een plaatje op. Zo’n kleintje.
My heart you possessed it
My love you took for granted
And have left me empty handed
–“No One to Love” (1967)
–‘Jahsonic, het is toch niet omdat je zelf pas gedumpt bent dat je haar hier wil begraven, met dat liedje van haar, “No One to Love”.
Ik meen te weten dat ik met de auto op de Graaf Jansdijk in Sluis reed toen ik voor het eerst het nummer “Be Faithful” (1999) van Fatman Scoop op de radio hoorde. Ik meen ook te weten dat mijn kinderen op de achterbank zaten.
Ik kan bezwaarlijk “Be Faithful” tijdens de teraardebestelling over het kerkhof laten schallen. Het zou ongepast zijn Dodenstad te laten opschrikken door zo’n vrolijke muziek en vermits Fatman Scoop geen ingetogen liedjes maakte, zal de dienst in stilte verlopen. Dank voor uw begrip.
James Chance was niet zijn echte naam, maar een mooie naam was het wel. Elke stad heeft in de jaren zeventig en tachtig wel een James Chance maar alleen die van de grote Westerse steden werden bekend. In de Verenigde Staten was dat New York.
In die culturele hoofdstad van de wereld kreeg een artistieke beweging de naam ‘no wave’ opgeplakt en songschrijver en saxofonist James werd als ‘no-waver’ bekend met het nummer “Contort yourself” (1979), dat in een mix van Kid Creole dansbaar was. ‘Contort yourself’ betekent ‘verwring uzelf’, wees slangenmens.
Ergens eind jaren tachtig kwam mijn broer thuis met de elpee Songs About Fucking (1987). Dat denk ik toch. Of kocht ik die plaat achteraf zelf en hoorde ik hem voor het eerst op het VPRO programma waar ook Luc Janssen aan meewerkte nadat hij op de VRT ontslagen was wegens het op antenne laten van een scheet?
Op die plaat van Big Black stond een cover van “The Model” (1978) van Kraftwerk; de gitaarklanken waren van een scherpe metaalkleur en de teksten gingen van: ‘L-DOPA, fix me alright!’ (‘L-DOPA, maak me beter’) tot ‘he’s a whore’ (‘hij is een hoer’). L-DOPA is een psychiatrisch geneesmiddel tegen bijvoorbeeld het bibberen van Parkinson. Big Black was Steve Albini.
In Marokko stierf de Amerikaanse componist Richard Horowitz die vooral voor zijn filmwerk bekend werd. Jahsonic, mijn melomane doodgraver, wees mij op een compositie die nogal populair is in het ambient en balearic circuit. De titel is “Marnia’s Tent” en hij staat op de soundtrack van The Sheltering Sky (1990) die hij samen met Ryuichi Sakamoto schreef.
Mijn aandacht ging voornamelijk naar Eros in Arabia (1981) omdat ik nu eenmaal een erotomaan ben.
Keith LeBlanc was een Amerikaanse drummer en muziekproducent gekend voor opnames zoals “No Sell Out” (1983), “Rockchester” (1987), “This Is Stranger Than Love” (1987) en “Put the Needle to the Record” (1987).
Albert Heath was een Amerikaans drummer, de laatste levende van de gebroeders Heath.
Zoals de meeste Gen X melomanen die opgroeiden met vinyl maar overstapten op CD’s (de muzikale fraude van de eeuw), ontdekte ik meneer Heath op de Soul Jazz Love Strata-East (1994) compilatie.
Op die verzameling staat “Smiling Billy Suite Pt.II” (1975) van het album Marchin’ On (1975) van de Heath Brothers.