RIP Roger Corman (1926 – 2024)

Er is een andere wereld maar hij zit in deze wereld. Dat denk ik als ik het stoffelijk overschot van Roger Corman in ons lijkenhuis zie toekomen.

Schlock! The secret history of American movies (2001). Elke geïnterviewde in deze docu is nu dood. Corman was de laatste.

Roger Corman stierf. Hij werd 98. De films van Corman hadden een immense invloed op de manier waarop ik naar films ben gaan kijken. Eens homevideo kwam in de jaren negentig, schuimde ik — het boek Cult Movie Stars (1991) in de hand — de Antwerpse videotheken af op zoek naar pareltjes van Amerikaanse commerciële cinema. Dan duurt het niet lang eer je Corman tegenkomt. Na een jarenlang dieet van de bittere ernst van staats-gesubsidieerde arthouse cinema kom je erachter dat film ook gewoon pretentieloos plezier kan zijn.

De school van Corman

Je ontdekt niet alleen Corman, maar een hele school van filmmakers. Films als The little shop of horrors (1960), The intruder (1962) X: The man with the x-ray eyes (1963), Death race 2000 (1975), Masque of the red death (1989) hebben me ontzettend geamuseerd. The intruder is een geval apart, het was Cormans enige ‘serieuze’ film — met William Shatner van Star Trek in de hoofdrol — een aanklacht tegen racisme en ook de enige film waar hij geld op verloor. Hij, de man die zich erop beriep nooit een cent op een film verloren te hebben. In Europa — zo zou ik later ontdekken — was Jess Franco zijn evenknie maar dat intelligente lichtvoetige, dat had alleen Corman.

Het is vooral Roger Corman de producer waar ik in die videodagen mee te maken kreeg. Films als Hollywood Boulevard (1976) van Joe Dante en Allan Arkush waren even vederlicht als geestig.

Maar een highlight uit de regisseursdagen van Roger: A bucket of blood (1959). In die film is Dick Miller een sullige ober in een café voor hippe kunstenaars. Hij wil ook graag zo’n hippe kunstenaar zijn en als hij per ongeluk de kat van de buurvrouw vermoordt, besluit hij er klei omheen te gieten en het dier als standbeeld tentoon te stellen. De kat is binnen de kortste keren een groot succes en de kenners willen meer beelden van Walter zien, het liefst een beeld van een mens. A bucket of blood  werd gefilmd met de decors van The little shop of horrors en in die laatste film geeft diezelfde Dick Miller zich uit voor tandarts die de masochistische tandartsverslaafde Jack Nicholson over de vloer krijgt en hem prompt een paar gaten boort en een paar tanden trekt.

Exploitatiefilms

Exploitatiefilms zijn films die iets uitbuiten. Wat? Het publiek? De inhoud zelf? In het Engels heeft de term ‘exploitatie’ twee betekenissen, het neutrale ‘uitbaten’ met een ‘a’ en uitbuiten: iets uitputten, ergens misbruik van maken, iets leegzuigen tot het niets meer kan opleveren.

Targets

Naar aanleiding van dit jammerlijke sterfgeval had ik de gelegenheid Targets (1968) van Peter Bogdanovich (1939 – 2022) te zien. Ik had die nog tegoed. Ik word aan die film herinnerd door Schlock! The secret history of American movies (2001), een documentaire over exploitatiecinema waarin Roger Corman wordt geïnterviewd. Targets is gebaseerd op de film The terror (1963) met Boris Karloff, die op een paar dagen gemaakt werd met decorstukken gered uit de film The Raven (1963). Met de sets van vorige films nieuwe films maken? Roger deed dat ook met A bucket of blood. Als je bij leven — net als Corman — zo’n driehonderd films in de markt wil zetten, dan moet je je wel van je inventiefste kant tonen.

Er is een andere kant aan film, zei ik. Een kant waar sets van films meer dan een keer gebruikt worden; buitenlandse films opgekocht worden, gedubd en naar believen extra scènes toegevoegd krijgen; met films gesjacherd wordt alsof het manuscripten zijn; of verkocht worden zonder dat er zelfs nog maar een letter van een script op papier staat of een scène geschoten. Dat soort films maakte Corman.

Rust zacht Roger.