‘Ik was op zoek naar een plek om rustig dood te gaan. Iemand stelde Brooklyn voor.’
Paul Auster
Het is de eerste zin van The Brooklyn Follies (2005) die ik staande las in Fnac Antwerpen en ik ben hem nooit meer vergeten. Als de eerste zin van een roman goed is, lijkt het of het halve werk erop zit.
Paul Auster (1947 – 2024) sterft en het daagt me dat ik na dat zinnetje nooit meer iets van de Amerikaan las en nooit meer aan hem heb gedacht. Van Martin Amis las ik meer. En door diens Time’s Arrow moest ik zeker drie à vier keer per jaar aan de Brit denken, die ongeveer even oud als Auster is. Ik krijg de neiging die twee te vergelijken en vind een boek over autofictie.
Daarin worden “Martin Amis” in Money, “Paul Auster” in City of Glass, “Douglas Coupland’ in JPod, en “Jerry Shteynfarb” in Absurdistan met elkaar vergeleken en ik bedenk me dat romans iets moeten vertellen over de tijd waarin ze geschreven zijn én tegelijkertijd over de tijdloze aard van de mensen die erin rondlopen.
Auster was getrouwd met Lydia Davis en daarna met Siri Hustvedt. Van Hustvedt las ik The Blazing World (2014) in een olijfgaard, omringd door een wijngaard, op een camping in de bergen boven Nice. Of was dat De zomer zonder mannen?
Maar daar gaat het nu niet over.
Rust zacht Paul.