Martin Walser was een Duits schrijver, de laatste van de generatie van Günter Grass en Heinrich Böll. Het was de generatie die zich nog bij de Hitlerjugend kon aansluiten en dat dan ook nog vaak deed omdat iedereen het deed.
Walser geciteerd in de Kritiek van de cynische rede van Sloterdijk.
Walser zal misschien best herinnerd worden om zijn uitspraak over het communisme en het kapitalisme.
Het zal wel afgunst zijn maar ik heb altijd een hekel gehad aan Hugo Claus. Nu ja, altijd, zo lang ik me kan herinneren, eind jaren zeventig begin jaren tachtig dus.
Ik weet nog precies hoeveel plezier het me verschafte dat De leeuw van Vlaanderen (1984), door Claus geregisseerd, een hopeloze mislukking bleek.
Het verdriet van België (1983) las ik uiteraard niet.
Vele jaren later, in 2021 was dat, moest ik eens glimlachen om een tekst van Claus, het korte verhaal “Een gezonde gangster” (1954). Ik zag daarin het bewijs dat ik niet per se bevooroordeeld was jegens de man die ik altijd zo’n kwal had gevonden.
Ik leerde het werk van Paul Johnson in 2008 kennen nadat ik Umberto Eco’s On Ugliness (Over het lelijke) gelezen had. Daarin citeert Eco Sartre die zo genoot van de slechte adem van zijn leerkracht op de lagere school. Dat fascineerde me en ik besloot dieper te graven.
Sartre vertelde dit in zijn autobiografie De woorden (1964):
“Ik had twee redenen om mijn leraar [Barrault] te respecteren: hij had mijn welzijn op het oog, en hij had een sterke adem. Volwassenen horen lelijk, gerimpeld en onaangenaam te zijn. Toen ze me in hun armen namen, vond ik het niet erg om een lichte afkeer te moeten overwinnen. Dit was het bewijs dat deugdzaamheid niet gemakkelijk was. Er waren eenvoudige, kleine geneugten: rennen, springen, taartjes eten en de zachte zoetgeurende huid van mijn moeder kussen. Maar ik hechtte meer belang aan het gemengde, boekenwurmerige plezier dat ik beleefde aan het gezelschap van mannen van middelbare leeftijd. De afkeer die zij mij inboezemden, maakte deel uit van hun prestige; ik verwarde afkeer met ernst. Als de heer Barrault zich over mij heen boog, maakte zijn adem mij buitengewoon ongemakkelijk. IJverig ademde ik de afstotelijke geur van zijn deugden in.”
Les mots (1963) van Sartre, mijn vertaling
Nu heb ik u nog niet verteld hoe ik het werk van Paul Johnson leerde kennen maar toen ik in 2008 googelde op “Sartre” en “bad breath” kwam ik bij een recensie van het boek Intellectuals van Johnson, geschreven door ene Wendy Doniger en daarin schreef zij:
“…Bertrand Russell had zo’n slechte adem dat Lady Ottoline Morrell een tijdje weigerde met hem te slapen. Sartre was “walgelijk vuil”, en Connolly, liet toiletresten achter in de bodem van de staande klok van zijn gastheer.”
Wendy Doniger over Intellectuals
Zo leerde ik dus het werk van Johnson kennen. Via mijn fascinatie voor vieze luchtjes en slechte adem.
Paul Johnson. Geboren in Manchester. Journalist. Historicus met boeken die goed verkochten. Speechschrijver. Ooit links maar later conservatief.
Hij schreef A History of Christianity (1976) Modern Times: A History of the World from the 1920s to the 1980s (1983), A History of the American People (1997), het hierboven vermelde Intellectuals (1988) en nog meer dan vijftig andere boeken.
Wolf Erlbruch was een Duits illustrator en schrijver van kinderboeken, misschien best gekend omwille van zijn boek Over een kleine mol die wil weten wie er op zijn kop gepoept heeft (1989, Duits: Vom kleinen Maulwurf, der wissen wollte, wer ihm auf den Kopf gemacht hat).
Het verhaal van die mol die met een drol op zijn hoofd op zoek gaat wie die daar gelegd heeft, was een favoriet die ik graag voor mijn kleinsten voorlas. Ik hou van verhalen over poep. Alles wat met poep te maken heeft, vind ik interessant. Ik ben een scatofiel, zou je kunnen zeggen.
Erlbruch schreef ook over de dood en over de betekenis van het leven.
Dominique Lapierre (1931 – 2022) was een Frans schrijver gekend voor boeken als Is Paris Burning? (1965).
De titel verwijst naar een gefrustreerde Hitler die – toen hij doorhad dat hij Parijs wel eens zou kunnen verliezen – de opdracht gaf Parijs af te branden, met de grond gelijk te maken. In de stijl: ‘als ik het niet kan hebben, dan zal niemand het hebben.’
Hij liet bommen plaatsen op alle Parijse bruggen en op heel wat monumenten. Waarom die niet ontploften, weet ik niet.
De film – er is ook een film – is vooral interessant omdat je er heel wat ontvolkte Parijse locaties in kan zien.
Le Magasin des suicides (2012) by Patrice Leconte, trailer.
Jean Teulé was een Frans schrijver, tekenaar en scenarist gekend van romans zoals Le Magasin des suicides (2006) and Mangez-le si vous voulez (2009).
Die twee boeken werden niet in het Nederlands vertaald (wel in het Engels) maar de titels zouden vast zo luiden: zelfmoordwinkel en Eet ‘m maar op als u wil.
Het eerste boek vertelt het verhaal van een familie die een naargeestig buurtwinkeltje uitbaat waar ze allerlei zelfmoordartikelen verkopen. Uiteraard geeft de familie ook deskundig gebruiksadvies. Tot op een dag in hun midden een lachend optimistisch baby’tje geboren wordt dat hun raison d’être steeds meer subverteert en de winkel zal omvormen tot een cadeauwinkeltje.
Het boek Eet ‘m maar op als u wil vertelt het verhaal van een op ware feiten gebaseerde kannibalisme-meute-incident dat zich in het Frankrijk van 1870 afspeelde.
Het verhaal van de zelfmoordwinkel werd verfilmd door Patrice Leconte, een van mijn favoriete Franse filmmakers.