Ergens in de jaren negentig – ik had nog geen kinderen en ik werkte op een commerciële dienst die mij geen ene moer interesseerde – ben ik een paar weken na elkaar meer dan eens per week naar de leeszaal op de bovenste verdieping van de Antwerpse bibliotheek in de Lange Nieuwstraat getrokken om daar alle jaargangen van het Italiaanse magazine Domus te lezen.
Ik kende toen al wel wat van design uit boeken die ik erover kocht. Ik was in die tijd meer geïnteresseerd in design dan in kunst omdat ik kunst vaak te pretentieus vond. Dat vind ik nog steeds. Het was ook de tijd dat ik met meubels sjouwde voor een designwinkel op de Steenhouwersvest, naast Lines, de kapperszaak van Frank.
Tijdens die leeskruistochten op de bovenste verdieping van die brutalistische bibliotheek vond ik zwart-witfoto’s van de natuurnabootsingen van Piero Gilardi. Ik denk dat ik toen wel al die groen-rubberen cultcactus van Gufram in het echt had gezien.
(Toen ik de Domus magazines uit had, las ik alle jaargangen van een autotijdschrift en dat zou ik nu tijdverspilling willen noemen. Het enige wat ik daar uit leerde was dat de meeste wegen in de jaren vijftig en zestig in Spanje nog niet geasfalteerd waren. Ik ben dat altijd romantisch blijven vinden.)
Terug naar Gilardi
Het werk van Gilardi is uniek. Gilardi werkte met schuimrubber. Vloersculpturen vaak. Vaak plantnabootsingen op de rand van het Disney-eske.
In het Brusselse Plasticarium staat wel wat van zijn werk. Op zijn minst stond daar een paar jaar geleden nog zijn ‘I Sassi’ (1967-68, English: ‘De Rotsen’), een set van zitelementen in de vorm van rotsen geproduceerd door de firma Gufram, die vele van mijn favoriete stukken uit die radicale periode maakten.
Om over Gufram te vertellen moet ik terug naar de jaren tachtig. In het begin van dat decennium bleek de wereld plots haar buik vol te hebben van matzwart, strakke lijnen en kale muren. Men was klaar met ingetogen bescheidenheid en sober minimalisme. Kleur, luipaardpatronen, incongruente combinaties van bolletjes en streepjes, vierkantjes en spermatozoïde slingertjes deden hun intrede. Exuberantie, extravagantie, anachronismen stonden opeens op het menu. Alles begon met Memphis, de designbeweging waar Ettore Sottsass de bezieler van was.
Natuurlijk dacht ik in die tijd dat Sottsass en de zijnen alles uitgevonden hadden, maar dat was natuurlijk niet zo, zoals ik later zou te weten komen toen ik boeken kocht zoals The Hot House van Andrea Branzi, want firma’s zoals Gufram maakten al langer van dat spul, zoals die cactus van Drocco en Mello. Voor Gilardi brachten ze de hierboven vermelde Sassi op de markt en ook Massolo (1971), een schuimrubberen granietblok waarin ‘Porfido’ gebeiteld staat en die moest dienen als bijzettafel.
Rust zacht Piero.