Niemand is onsterfelijk. Dat is waar. De dood is de grote gelijkmaker. Dat is dan weer iets minder waar. Dat weten wij hier in dit niemandsland maar al te goed. In Dodenstad gelden in principe dezelfde regels als in het rijk der levenden. Net zoals bij de levenden zijn sommige doden toch minder gelijk dan anderen.
Sommige doden ontvangen namelijk bezoek van vreemden. Ik bedoel, niet van naasten. We noemen hen graftoeristen. Of tombetoeristen. Mensen die per se in de buurt willen komen van de held die ze bij leven zo bewonderden. Of iemand die al lang dood is maar die ze toch nog een eerste of laatste groet willen brengen.
Is Peter Brötzmann dan zo iemand?
Wie zal het zeggen? De free jazz componist en saxofoon- en klarinetblazer stierf een tijdje geleden. We leggen hem naast Fred van Hove, die hier begin 2022 binnengebracht werd en wel al wat graftoeristen heeft mogen ontvangen. Iemand die van Hoves graf bezoekt, zal ook wel dat van Brötzmann willen zien, redeneren wij.
Want Brötzmann speelde samen met van Hove op de elpee Machine Gun (1968), een ‘free jazz’ elpee.
Free jazz is muziek die het geduld van de luisteraar op de proef stelt. De blaasinstrumenten lijken te schreeuwen, te huilen, pijn te lijden.
Met de free jazz zit je middenin de cult van het lelijke die de twintigste eeuw zo kenmerkte. Ik hou van die cult zolang ik hem maar met regelmaat kan afwisselen met de cult van het schone.
Een andere elpee van Peter Brötzmann, Nipples (1969), staat op de lijst van tien beste fee jazz platen die Thurston Moore van Sonic Youth in 1995 opstelde voor het magazine van de Beastie Boys.
In de jaren tachtig nam Peter Brötzmann met bassist Bill Laswell de elpee Low Life (1987) op.
Rust zacht Peter.