Er was een periode waarin Konrad Klapheck voornamelijk machines schilderde: telmachines, schrijfmachines, telefoons, naaimachines, stoomstrijkijzers, fietsen en graafmachines. En een vrachtwagenband.
Veel van die machines worden door Klapheck verwrongen en vervormd zodat ze niet meer in staat zijn hun taak te vervullen. De verhoudingen kloppen niet meer. De schilder saboteert als het ware zijn machines.
Klapwecks machineschilderijen kaderen in de mechanofilie die veel van de twintigste-eeuwse kunsten gekenmerkt hebben, te beginnen met de autobougie die de titel draagt “Portrait d’une jeune fille américaine dans l’état de nudité” (1915, Portret van een jong Amerikaans meisje in naakte toestand) van Francis Picabia, wiens werk volgend jaar in het publiek domein terechtkomt.
Eigenlijk gebruik je het woord mechanofilie beter niet want dan zit je recht in het domein van de menselijke seksuele perversies, nee, ik moet het hebben over ‘machine age aesthetics’, in het Nederlands bestaat daar geen woord voor, tenzij machinetijdperk-esthetiek.
Waar duiken de werken van Klapheck zoal op?
Wel, de schrijfmachine met de titel Der Wille zur Macht, 1959 — inderdaad ook de titel van een werk van Nietzsche — komt terecht in de bladzijden van het fascinerende boek Gramophone, Film, Typewriter (1986) van de mediatheoreticus Friedrich Kittler.
Een ander schilderij, Der Krieg (De oorlog, 1965) was het onderwerp van een van de afleveringen van 1000 Meisterwerke.
Rust zacht Konrad.