Lou Deprijck was een Belgisch muziekmaker, zanger en producer gekend voor composities als “Que Tal America” (1977), “Ça plane pour moi” (1977), “Disco Samba” (1978) en “Kingston, Kingston” (1978).
Eind jaren zeventig was zijn bloeiperiode. Vele van zijn platen waren beststellers.
“Que Tal America”
“Que Tal America” was wereldwijd een discotheekhit, je vindt het in talloze versies en persingen met lengtes tot elf minuten. De track werd in de cultdiscotheek The Loft gedraaid en waarschijnlijk speelde Larry Levan het hypnotische nummer in de Paradise Garage ook.
“Ça plane pour moi”
“Ça plane pour moi” is een punkplaat en misschien het beste voorbeeld van de gelijktijdigheid van punk en disco, een ongerijmdheid die nogal eens vergeten wordt.
“Disco Samba”
“Disco Samba” is een medley van Braziliaanse hits met nogal wat songs van Jorge Ben. Ergens in een documentaire zegt Lou dat hij elk jaar naar Rio vloog om daar zijn cheque aan Jorge te overhandigen. Dat Jorge altijd blij was hem te zien, spreekt voor zich, de plaat verkocht geloof ik meer dan een miljoen exemplaren.
“Kingston, Kingston”
“Kingston, Kingston” is een ode aan de reggae; eigenlijk een gestolen cover van “Doctor Ring Ding” (1965), wat dan weer een “skadaptie” van “Twine Time” (1964) van Alvin Cash is.
Lou de Pattayaanse sekstoerist
Ik sliep ooit met een vrouw die Deprijck en zijn entourage kende. Ze vond hem een onsympathieke vent. ‘Pipou’, zei ze, ‘die heb ik graag.’ Pipou was muzikant in de bands van Deprijck.
Toen ik een paar jaar geleden een interview zag met Deprijck in Pattaya overviel me de leegheid van zijn sekstoeristenbestaan. Lou leek me niet de vent die met zijn centen – er zijn wel wat royalties blijven binnenrollen – de Europese musea zou gaan afschuimen om zichzelf geestelijk te verrijken, maar er zijn grenzen aan de leegheid. Het ging hem allemaal om ‘la belle vie’, wat je je daar dan ook bij moet voorstellen. Alcohol. Drugs. Vrouwen. Op zijn leeftijd vooral jonge vrouwen.
Kingston reggae
Er is een elpee van Lou Deprijck die ik nog wel eens graag opleg. Het is een van de zestigtal elpees die ik bijhield toen ik zo’n acht jaar geleden mijn collectie verkocht. De elpee is van 1979 en heet Kingston Kingston. Het gelijknamige nummer staat erop. Maar er is ook “Ça swingue un max (Dans tes bras)” en “C’est pas Noël”; er zijn geen slechte nummers op die plaat en de reggae swingt. Is het toeval dat ook Gainsbourg datzelfde jaar met een reggaeplaat uitkomt?
De necrologieën
In De Standaard hield Nick De Leu de pen vast bij het schrijven van de necrologie, bij De Morgen was het Ewoud Ceulemans. De beste van die twee was De Leu. Die citeerde ook Lou die zelf de gelijkenis tussen hem en Kid Creole and the Coconuts vermeldde. Net zoals Kid Creole combineerde ook Deprijck big band jazz, disco, Caraïbische muziek en salsa met de looks van Cab Calloway, Hollywoodglamour en oversized ‘zoot suits’-kostuums zoals die in de jaren dertig in Amerika in de mode waren. Die mix sloeg echt aan in de jaren zeventig van de vorige eeuw.
Lou beschreef zichzelf in de eerste plaats als een entertainer. Geen kapsones. Geen dikke nek. Misschien wel net zoals Fernando Botero; hij maakte geen aanspraak op ‘cultuur’.
Hier in Dodenstad hebben mijn team en ik Lou gewoon een plaats bij de Belgische muzikanten gegeven. Naast Tom Pintens, niet ver van Peter Benoit en La Esterella. Redelijk ver weg van Arno want die hebben ze wat uit het zicht gelegd om mij te plezieren.
Rust zacht Lou.