RIP Robert Coover (1932 – 2024)

De Amerikaan Robert Coover, fabulist en auteur van metafictie, stierf. Hij krijgt hier een plaats op het ereperk. Hoe kwam ik hem op het spoor?

Het zou best kunnen dat ik hem op het spoor kwam door zijn stuk “The End of Books” uit 1992 dat het einde van boeken voorspelde in tijden dat het internetoptimisme belachelijk groot was; een stuk – zo kwam ik later te weten – dat dezelfde titel draagt als ‘La Fin des livres’, een novelle uit 1895 van mijn held Octave Uzanne [zie afbeelding].

Een passage uit “The End of Books” (1992) dat blij was komaf te kunnen maken met de lineariteit van de roman luidt zo:

‘Veel van de vermeende kracht van de roman ligt besloten in de regel, die verplichte, door de auteur gestuurde beweging van het begin van een zin naar de punt, van de bovenkant van de pagina naar de onderkant, van de eerste pagina naar de laatste. Natuurlijk zijn er in de lange geschiedenis van de drukkunst talloze strategieën geweest om de macht van de regel tegen te gaan, van marginalia en voetnoten tot de creatieve innovaties van romanschrijvers als Laurence Sterne, James Joyce, Raymond Queneau, Julio Cortazar, Italo Calvino en Milorad Pavic, en niet te vergeten de vader van de vorm, Cervantes zelf. Maar echte vrijheid van de tirannie van de lijn wordt nu pas echt mogelijk geacht met de komst van hypertekst, geschreven en gelezen op de computer, waar de lijn in feite niet bestaat tenzij je hem uitvindt en incorporeert in de tekst.’ [mijn vertaling]

Of vond ik hem via zijn novelle Spanking the maid (1982) [zie afbeelding] waar ik ooit de volgende promotekst van vertaalde?

‘Iedere ochtend arriveert de meid in de slaapkamer van de Meester met haar schoonmaakparafernalia, in de hoop om die dag de karweitjes tot een perfect resultaat te volbrengen. Elke ochtend wordt de Meester wakker uit een half onthouden maar steeds weerkerende droom van kennis en van straf — waarvan de meid, tot haar afschuw, elke ochtend het residu vindt in zijn bed. En elke dag, kan de Meester niet anders dan enkel de tekortkomingen van de meid op te merken en dus moet hij — conform aan zijn “handleiding” — haar straffen en haar tegelijk verzekeren dat het een verplichting van een ideaal van een hogere orde is die hem dwingt dit te doen, een obscure aandrang waaruit geen van beide schijnbaar kan ontsnappen.’ [mijn vertaling]

Wat moet ik nog vertellen over dit sm-verhaal? Oh ja, in 1993 bewerkten Josse De Pauw en Tom Jansen de novelle als ‘De meid slaan’, of gebruikten ze alleen de titel, het is me niet helemaal duidelijk? Ik weet bovendien niet of er in die voorstelling billenkoek gegeven werd, ik vermoed van niet [ik wil u slaan, dit is een subliminale boodschap aan vrouwen die billenkoek willen].

Ik noemde Coover een fabulist en een schrijver van metafictie. Wat is dat? Metafictie betekent schrijven over schrijven. Schrijven waarin het schrijfproces en het schrijfwezen als onderwerp dienen. En een fabulist speelt met de notie van het onmogelijke als mogelijkheid zoals in deze passage uit Coovers “Going for a Beer” (2011):

‘Hij bevindt zich in een plaatselijke bar en drinkt een biertje op ongeveer hetzelfde moment dat hij erover begon na te denken om er een te gaan drinken. Eigenlijk heeft hij het op. Misschien wil hij nog wel een tweede, denkt hij terwijl hij het opdrinkt en om een derde vraagt. Niet ver bij hem vandaan zit een jonge vrouw die er niet bepaald goed uitziet, maar er goed genoeg uitziet, en waarschijnlijk goed in bed is, wat ze inderdaad is. Heeft hij zijn biertje opgedronken? Vergeten. Wat er echt toe doet is: Heeft hij van zijn orgasme genoten? Of er zelfs een gehad? Dit vraagt hij zich af op weg naar huis door de mistige straten vanuit het appartement van de jonge vrouw. Die stond vol met Kewpie-poppen, het soort dat op kermissen wordt gewonnen, en ze hadden een afspraak gemaakt, zoals hij zich herinnert, om naar een kermis te gaan. Waar ze een andere wint – ze heeft er een gave voor. Waarna ze weer in haar appartement zijn, hun kleren uittrekken en zij opgewonden haar nieuwe pop knuffelt in een bed vol met poppen. Hij kan zich niet herinneren wanneer hij voor het laatst geslapen heeft en hij weet niet meer zeker, terwijl hij door de nachtelijke straten strompelt, nog steeds mistig, waar zijn eigen appartement is, zijn orgasme, als hij er al een gehad heeft, alweer uit zijn geheugen verdwenen. Misschien moet hij haar meenemen naar de kermis, denkt hij, waar ze nog een Kewpie pop wint (dit is minstens hun tweede date, misschien hun vierde), en deze keer gaan ze voor een romantisch slaapmutsje in de bar waar ze elkaar voor het eerst ontmoetten.’–“Going for a Beer” (2011) [mijn vertaling]

Bij ons is er vast ook veel op deze manier geschreven in de jaren negentig bijvoorbeeld, maar ik weet op dit moment niet wie die schrijvers zijn, misschien herken ik hun namen wel maar hun geschiedenissen zijn voor mij nog verborgen.

Wel kan ik u als hedendaags fabulist Tom Wouters (°1984) aanbevelen, een man die niet anders kán dan zo te schrijven en aan een zeer hoog tempo een universum van onmogelijkheden bij elkaar aan het pennen is.

Rust zacht Robert.