En vorig jaar reeds stierf academica Joan DeJean in de Verenigde Staten zonder dat ik daar vanop de hoogte was. Wij hebben alles in beweging gezet om haar stoffelijk overschot te laten opgraven en het naar Dodenstad te laten overbrengen. Ze zal een plaatsje krijgen naast Robert Darnton die ondertussen ook al tegen de 85 aanloopt en statistisch gezien weinig kans maakt nog twintig jaar te leven.
Ik ken DeJean van boeken zoals The Reinvention of Obscenity (2002), een bron voor mijn boek De geschiedenis van de erotiek (2011).
In The Reinvention of Obscenity beschrijft de academica het ontluikende concept obsceniteit in het vroegmoderne Frankrijk aan de hand van de volgende drie werken: de hoerendialoog L’Escole des Filles, het gedicht “Tout est foutu” van Viau en L’Ecole des Femmes van Molière, bij ons ook gekend als De leerschool der vrouwen.
Het boek begint met de woorden:
‘Het proces tegen de dichter Theophile de Viau in 1623 is een mijlpaal in de heruitvinding van obsceniteit en in de geschiedenis van de censuur.’
Waarom DeJean hier spreekt van heruitvinding i.p.v. uitvinding is mij een raadsel waar ik u misschien binnen tien jaar een antwoord op kan geven, of morgen, naargelang mijn bezigheden hier in Dodenstad mijn volledige, dan wel halve aandacht vergen. Wel kan ik u zeggen dat in 1623 de term obsceniteit nog niet gebezigd werd, men sprak toen van folastrie.
Rust zacht Joan.