Een van de nabestaanden heeft weer geklaagd over de uitvaart.
De dode in kwestie was Michael Gambon (1940 – 2023), de Britse acteur.
De klachtenbrief maakte gewag van het feit dat ik het tijdens de plechtigheid de hele tijd over mezelf had gehad en over hoe ik de film The Cook, the Thief, His Wife & Her Lover (1989) zag toen hij uitkwam, vierentwintig en getrouwd, nog kinderloos.
Dat was bij Cinema Cartoons en ik herinner me nog precies hoezeer ik onder de indruk was. Ik kocht daarna ook de soundtrack van Michael Nyman.
Ik weidde — aldus de klacht — ook te lang uit over de kannibalistische scène in The Cook en sprak te lang over hoe net dát deel van de geliefde van Helen Mirren door Gambon moest opgegeten worden.
Ik vermoedde dat er veel geweend ging worden op deze begrafenis. Ik dacht, daar zorgt de muziek wel voor. Het aantal tranen op een begrafenis is meestal recht evenredig met de gekozen muziek.
“Corcovado” (1964)
Mocht ik niet onsterfelijk zijn, ik draaide “Message personnel” (1973) van Françoise Hardy op mijn begrafenis. Tranen gegarandeerd. Veel tranen.
Omdat er op de uitvaart van Astrud Gilberto uit eigen werk gespeeld werd, had ik mij dus aan veel tranen verwacht. De stem van Gilberto is bekend als een van de meest melancholische die men in de 20ste eeuw beluisteren kon.
Cynthia Weil schreef songs. Of songteksten. Of beide. Men is daar — als de persoon in kwestie geen vertolker is — zelden duidelijk over. Wat is de definitie van een songschrijver eigenlijk? Maakt men altijd het onderscheid tussen een componist, een muziekschrijver, en een lyricist, een liedjestekstenschrijver? Hoe worden die auteursrechten verdeeld? In het Frans zegt men parolier en ik geloof dat Cynthia eerder parolier dan componist was.
Stella Stevens die compassie heeft met Jerry Lee Lewis, nadat die als gekke professor onheus bejegend werd door een domme maar brutale leerling.Continue reading →
Detail van de Weense versie van Bruegels De toren van Babel zoals die afgebeeld staat op Robert Harbisons boek The Built, the Unbuilt and the Unbuildable.Continue reading →
In de Verenigde Staten overleed schrijver Russell Banks, bekend van The Sweet Hereafter (1991, ‘het zoete hiernamaals’), verfilmd door Atom Egoyan in 1997.
Banks was een politiek schrijver: zijn kritiek op globalisering en racisme doet denken aan Édouard Louis in Frankrijk.
En het verhaal van The Sweet Hereafter doet dan weer denken aan Simenons De medeplichtigen waar een bus met veertig kinderen omkomt. In beide gevallen, de schoolbus als rattenvanger van Hamelen.
Ook de Braziliaanse voetbalspeler Pelé stierf, zo vlak voor het jaareinde.
Normaal gezien geef ik geen aandacht aan voetbal, maar Pelé was een groot voetballer en langs grootsheid en grandeur kunnen wij niet zomaar heen wandelen.
Sport interesseert me maar in drie opzichten: 1) alles wat met doping te maken heeft, 2) alles wat met gender te maken heeft en 3) de politiek van sport.
Neemt niet weg:
Rust zacht Pelé.
PS. Ik was trouwens het jongetje dat op school bij het samenstellen der voetbalploegen altijd als laatste gekozen werd. Samen met mijn vriend Didier. Die was zwart en gay.
Ivy Jo Hunter was een Amerikaans liedjesschrijver vooral bekend als co-auteur van “Dancing in the Street” (1964): ‘summer’s here and the time is right for dancing in the street.’
Dancing in the Street (1964)
Zo is dat. Dansen. Dat is wat mensen doen in de zomer.
Hunter schreef ook “Behind a Painted Smile” (1967) met een zekere Beatrice Verdi. Het werd een hit voor The Isley Brothers. Wij leerden het kennen door de versie van Mathilde Santing. Een nummer over iemand die zijn of haar tranen verbergt achter een gezicht van vrolijkheid.
En dan is er “Loving You Is Sweeter Than Ever” (1966) dat Hunter samen met Stevie Wonder schreef voor de Four Tops maar dat wij in 1987 op ons bord kregen in een versie van Madonna-lieveling Nick Kamen.
Stille clip van Jagger en Bowie die “Dancing in the Street’ (1964) coveren in 1985.
In 1985 coverden Mick Jagger en David Bowie “Dancing in the Street”. Er bestaat een ‘stille’ versie van de zeer ergerlijke videoclip die bij dat nummer hoorde. In dit stuk YouTube bricolage, werd de muziek van het nummer gestript. Iele, zuchtigere fake stemmetjes werden bovenop een stille clip gemonteerd; ook het geschuifel van hun voeten hoor je, en blaffende honden, tsjirpende krekels en uilen (hoehoe-hoehoe) in de verte. Dat belachelijke gedans van Jagger krijgt een extra dimensie als je het zonder de muziek ziet. En Bowie is haast even onnozel. Heerlijk.
Ivy Jo Hunter leverde ook een kleine bijdrage aan de debuutplaat van Funkadelic. Op het nummer “Mommy, What’s A Funkadelic?” (1970) zou hij keyboards gespeeld hebben. Dat nummer, hoor ik nu ik het nog eens opzet, opent met ASMR-achtige smakgeluiden.
Pharoah Sanders was een Afro-Amerikaans componist en saxofonist. Tot zijn bekendste composities behoren “The Creator Has a Master Plan” (1969) en “Hum-Allah-Hum-Allah-Hum-Allah (Prince of Peace)” (1969).
“Hum-Allah”
Zelf vind ik vooral die “Hum Allah” van belang omdat ik daar voor het eerst het haast buitenaards gejodel van Leon Thomas hoorde.
Als mijn herinneringen mij niet in de steek laten maakte ik met Sanders kennis toen ik “You Got to Have Freedom” (1980) via een Jazz Juice compilatie te horen kreeg. De uithalen op die plaat behoren tot de meest energieke luchtstoten die iemand ooit uit een saxofoon liet opstijgen. Je zou het perfect na “Space is the Place” (1973) van Sun Ra kunnen draaien.
Er is niet zo heel veel jazz waar ik van hou (net genoeg eigenlijk), maar die van Sanders is er wel bij.
Hij speelde uiteraard met Bill Laswell samen.
“Harvest Time” (1977)
Het afgelopen jaar trakteerde YouTube mij heel vaak op “Harvest Time” van zijn elpee Pharoah (1977), een trancy plaat die doet denken aan het werk van hedendaagse sax-furore Colin Stetson en tevens Sanders’ laatste werk met Floating Points voorafschaduwt.
Sanders met Floating Points
Verder is mij nog naar aanleiding van dit schielijk overlijden opgevallen dat het ‘New Age’-religieuze aspect dat Sanders in zijn muziek binnenbracht zich niet alleen in het Verre Oosten (Karma, 1969) afspeelde maar ook in het Nabije Oosten (Tauid, 1967). Achteraf gezien is dat niet onlogisch, want Sanders is slechts een van de vele jazzmuzikanten die zich in die tijd tot de islam bekeerden, een religie die zich in de jaren negentig in Europa nog niet op de kaart had gezet.