Tag Archives: criticism

RIP Johan Carey (1934 – 2025)

Er werd weer wat gestorven en alles verliep naar wens dankzij mijn solide team doodgravers.

De ene deed Rob Reiner, de regisseur die door zijn eigen zoon werd doodgestoken, de man die twee romans van Stephen King (het breken van de voeten in Misery, auch!) verfilmde; de man van de cultklassieker This is spinal tap (‘deze speaker gaat tot elf!’) die ik nooit zo grappig vond; en ook de man van When Harry met Sally… (1989) met Meg Ryans fake orgasme in dat restaurant. Erg vertederend in die film, Meg, dat moet ik je nageven.

Een ander deed de uitvaart van de Franse schoonheid Françoise Brion die 92 geworden was en onder andere in L’Immortelle de hoofdrol had gespeeld, een film van erotomaan Alain Robbe-Grillet. Françoise maakt de tijd van de stoeipoezen mee en gaat een paar keer totaal gratuit uit de kleren in de film Les Bijoux de famille, dat was in 1975, te midden van het gouden decennium van de stoeipoezerij.

Een derde doodgraver verzorgde de uitvaart van Carl Carlton (iemand lachte Karl Karton!, ik zette hem op zijn plaats, ‘we zijn hier wel in Dodenstad hé jongen!’), de Amerikaanse zanger van “Everlasting Love” en het erg vrolijke nummer “She’s a Bad Mama Jama (She’s Built, She’s Stacked)”.

Zelf hield ik me bezig met de laatste groet aan John Carey (1934 – 2025) wiens boek The intellectuals and the masses (1992) ik ooit van kaft tot kaft heb gelezen, het is tot op heden van enige invloed op mijn kennis van de twintigste-eeuwse literatuur; zo’n boek net zoals dat van Mario Praz, waar je bij elke lezing nieuwe informatie uithaalt. The intellectuals and the masses is het verhaal van de modernistische schrijvers van de eerste helft van de 20ste eeuw die om de proletenmeute uit te sluiten expres zo ontoegankelijk mogelijk gingen schrijven. Ik zou te ver gaan deze schrijvers fascistoïde te noemen, maar antidemocratisch waren ze beslist.

The intellectuals and the masses

Ik heb over de dood van Carey geen Vlaamse necrologie gelezen, noch in DM, noch in DS. Bij ons hebben Ruiter en Smulders in hun boek Literatuur en moderniteit in Nederland 1840-1990 (1996) het modernisme dat Carey bekritiseert het ‘aristo-modernisme’ genoemd. Tot dat soort modernisten rekenden zij Greshoff, Du Perron, Stols, Ter Braak, Marsman, Bloem en Huizinga, en hun voorloper was Lodewijk van Deyssel.

Tijdens mijn voorlopig laatste lezing an The intellectuals vind ik deze keer het boek Instincts of the herd in peace and war (1916) van de Engelse chirurg Wilfred Trotter, een boek in de stijl van cultuurpessimisten Gustave Le Bon (1841 – 1931) en José Ortega y Gasset (1883 – 1955); en ik lees dat Vernon Lee bij Instincts weerleggende marginalia maakte die in haar boek Music and its lovers (1932) verder uitgewerkt werden.

Als ik Vernon Lee vervolgens verder uitdiep, blijkt ze een generatiegenoot van persoonlijke held James Huneker te zijn en Huneker citeert haar ook in zijn Iconoclasts: a book of dramatists en in Egoists: a book of supermen. Ook Patricia De Martelaere vermeldt Lee in haar De kleur van klanken (1993) en ik verpoos zo’n 24 uur bij Vernon Lee die ook een goede vriendin van Mario Praz was, hier ten huize welbekend.

Maar wat heeft dat in godsnaam met Carey te maken?

Niets, Jahsonic, niets.

Maar dit wel: Er is op YouTube een opname van Clive James die John Carey interviewt in zijn webshow ‘Talking in the Library’, waarschijnlijk naar aanleiding van de publicatie van Carey’s What good are the arts? (2005). Tja, waartoe dienen de kunsten. Vraag dat maar eens aan George Steiner die ons vijf jaar geleden verliet. Die verwoordde het ooit zo: ‘We weten niet of de studie van de geesteswetenschappen, van het edelste dat ooit is gezegd en gedacht, veel kan bijdragen aan de menselijkheid. We weten het niet; en er schuilt zeker iets vreselijks in onze twijfel of de studie van en het plezier dat een man vindt in Shakespeare hem minder geschikt maken om een concentratiekamp in te richten.’

Die woorden zullen u zeker bekend geweest zijn, John, maar voor nu, rust zacht.

RIP Fredric Jameson (1934 – 2024)

In de Verenigde Staten stierf Fredric Jameson,  de marxistische intellectueel die misschien nog wel bekendst werd met een uitspraak die hij niet zelf bedacht:

‘Het is tegenwoordig gemakkelijker je het einde van de wereld voor te stellen dan het einde van het kapitalisme.’

Hij schreef die uitspraak toe aan iemand en die iemand was H. Bruce Franklin (1934 – 2024) van wie het toeval wil dat die ook eerder dit jaar overleed.

Pulp

Continue reading

RIP Hans Belting (1935 – 2023)

In Duitsland stierf de kunsthistoricus Hans Belting, of zoals men dat in het Duits zo mooi zegt: Kunstwissenschaftler, kunstwetenschapper dus. Wij zeggen kunsthistoricus of kunstcriticus, maar bij dat laatste denken wij eerder aan iemand die hedendaagse kunstwerken beoordeelt.

Vruchtzakdetail van De tuin der lusten van Bosch

Belting schreef in 2002 Hieronymus Bosch: Garten der Lüste een boekje helemaal gewijd aan het meest fantastische schilderijen aller tijden: De tuin der lusten van Bosch.

Belting kwam op mijn radar toen ik Sferen van Sloterdijk las in 2009. Dat boek toont op de cover het detail uit De tuin der lusten waar een man en een vrouw in een amniotische zak aan elkaar zitten te frunniken. Helaas scheen de vertaler van Belting niet te weten dat het om een vruchtzak ging en daarom had ik het in mijn boek De geschiedenis van de erotiek (2011) nog over een luchtbel in plaats van een vruchtzak.

Voor de rest van mijn beschrijving baseerde ik me wel op Belting en ik had het over ‘de barsten in de bel, de minuscule scheurtjes die onvermijdelijk elke bel van verliefdheid uiteindelijk doen openspatten, zodat de bewoners van de bel bedekt worden met een sluier van liefdesverdriet.’

Rust zacht Hans.

RIP Claire Bretécher (1940 – 2020)

Claire Bretécher was a French cartoonist, co-founder of L’Écho des savanes.

I used to buy issues of L’Écho des savanes in the late 1980s, a particularly fruitful time for comics, with highlights such as Tanino Liberatore, Enki Bilal, Wim T. Schippers, Jacques Tardi, Guido Crepax, Jean Giraud, Milo Manara, Georges Pichard and François Schuiten.

There was something subversive about the whole comics scene in those days, what you may now call the pre-internet days. Shops all of over Europe catered to the tastes of underground comic lovers, or so it seemed.

Only now that Claire Bretécher is dead, I discover her Agrippine character who was the heroin of nine albums. On the first self-titled album of 1988 Agrippine is shown reading the fictional Heidegger in the Congo (1988), a reference to Tintin in the Congo (1931).

I have not had the time to fully investigate  Heidegger in the Congo but I suppose the link is that Heidegger was a Nazi and that Hergé’s album in the Congo is now considered racist.

Above, you will find an episode of the televised  Agrippine.

Alas. No subtitles.