Albert Heath was een Amerikaans drummer, de laatste levende van de gebroeders Heath.
Zoals de meeste Gen X melomanen die opgroeiden met vinyl maar overstapten op CD’s (de muzikale fraude van de eeuw), ontdekte ik meneer Heath op de Soul Jazz Love Strata-East (1994) compilatie.
Op die verzameling staat “Smiling Billy Suite Pt.II” (1975) van het album Marchin’ On (1975) van de Heath Brothers.
Tony Oxley was een Engelse drummer, men noemt dat in zijn branche, de free jazz, slagwerker.
Als ik naar free jazz luister, en onlangs beluisterde ik nog met de grootste aandacht de platen van Fred Van Hove toen die in 2022 in Dodenstad toekwam, denk ik vaak: dat wordt nu toch niet meer gemaakt?
En ook denk ik aan de beroemde uitspraak van Frank Zappa: ‘jazz is niet dood, het ruikt gewoon een beetje raar.’
Fred White speelde drums by de Amerikaanse band Earth, Wind & Fire die u misschien kent van “Evil” (1973), “Brazilian Rhyme” (1977), “September” (1978) and “Let’s Groove” (1981).
Nu ik erover nadenk, opvallend veel hoezen van EWF hadden esoterische thema’s.
Die esoterische neiging hoeft niet te verbazen als men nadenkt over de titel van de band: “earth, wind and fire’, ‘aarde, wind, en vuur’; alleen water ontbreekt om er de klassieke elementen van te maken.
Over hoezen gesproken, een aantal ervan werden geïllustreerd door de Japanse illustrator Shusei Nagaoka.
Gaston Bogaerts was een Belgisch musicus and drummer; stichtend lid van The Chakachas, waar ook de vader van Raymond van het Groenewoud deel van uitmaakte.
Hij was betrokken bij de creatie en de opnames van de volgende legendarische composities: “Eso Es El Amor” (1958), “Jungle Fever” (1970) and “Yo Soy Cubano” (1970).
Legendarisch omdat ze via allerlei samples een langer leven beschoren waren dan in de lijn der verwachtingen lag. “Jungle Fever” zal misschien nog het langst in het collectieve geheugen blijven hangen.
Niet alleen omdat het een heel groovy nummer is, maar vooral ook omwille van het gekreun dat erin voorkomt.
Als u houdt van gesteun, gehijg en gekreun, check dan ook “Je t’aime… moi non plus” (1969) van Serge Gainsbourg, “Pillow Talk” (1973) van Sylvia Robinson, “Love to Love You Baby” (1975) van Donna Summer, “Stained Sheets” (1979) van James Chance, “I’m A Big Freak (R•U•1•2)” (1978) van Phreek en “French Kiss” (1989) van Lil Louis.
Jet Black was een Engels drummer en mede-oprichter van de band The Stranglers.
‘De Wurgers’ dus, wat in het Nederlands wel een beetje raar klinkt.
Jet Black was mede-auteur van de compositie “Golden Brown” (1981), een heel bijzondere song. Een soort wals. Er is geopperd dat het over heroine gaat. Goudbruin. Misschien dan in de lijn van de ‘bruine suiker’ (“brown sugar”) waar The Rolling Stones het over hadden?
Anton Fier was een Amerikaans componist, drummer en producer, vooral bekend voor het werk met zijn studiogroep The Golden Palominos.
Fier is geaffilieerd met de Bill Laswell-stal en dat is zoals u allicht weet een kwaliteitsgarantie.*
Fier begon zijn loopbaan bij The Feelies voor wiens debuutplaat zijn drumwerk de ruggengraat vormde. ‘Crazy Rhythms’ (1980), zo heette die plaat, is een cult item en de titeltrack is een beweeglijk en geïnspireerd nummer. In 1981 richtte Fier de Lounge Lizards op met John Lurie. Ook die band verliet hij al na de eerste plaat.
Hij speelde daarna onder andere bij en met Herbie Hancock, Gil Scott-Heron, Laurie Anderson, Yoko Ono, Arto Lindsay, Mick Jagger, Electric Eels, Material, Rhys Chatham, Matthew Sweet, Los Lobos, Joe Henry, Jeff Buckley, Pere Ubu, Bob Mould, Richard Hell and the Voidoids, John Zorn en Swans. Niet noodzakelijk in die volgorde.
Fier had gemakkelijk zijn boterham kunnen verdienen als sessiemuzikant maar was daar niet gedwee genoeg voor. Hij was enorm veeleisend en zelfs vanop zijn drumstoel trachtte hij controle te houden over de band en het hele proces.
Om die nood te leningen richtte hij op 25-jarige leeftijd zijn eigen band op, The Golden Palominos. Nu ja, dat was niet echt een band, want hoewel er wel optredens waren, was het toch meer een studioproject met telkens wisselende bezetting. De enige vaste leden naast hemzelf waren bassist Bill Laswell en gitarist Nicky Skopelitis, nog iemand uit de Laswell stal.
Op het internet lees je mooie getuigenissen van zij die hem gekend hebben. Golden Palomino zangeres Lori Carson over hoe slecht een idee het was om hun relatie ook tot in het romantische uit te breiden; journalist Glenn Kenny over alles wat hij zich Georges Perec-gewijs herinnert van Anton; weer ergens anders lees je dat het typisch was voor Anton dat hij het aardse bestaan achter zich liet door middel van ‘assisted suicide’, wat ik alleen maar kan vertalen als euthanasie om psychische redenen. Die euthanasie werd voltrokken in Moldavia. Waarom daar?
Fier was een moeilijke man, dat zegt zowat iedereen. Men is het er ook over eens dat hij een briljant muzikant was. Dat velen hem echt graag zagen en dat hij dat zelf amper leek te beseffen, dat las ik een keer letterlijk, en vaak tussen de lijnen.
Zelf hou ik vooral van die eerste Golden Palominos elpee uit 1983, die erg Laswell-achtig klinkt.
RIP Anton Fier
(*) Ooit reed ik helemaal terug naar een tweedehandsmuziekzaak in Gent om er alsnog een CD te gaan kopen die ik de dag tevoren besloten had niet te kopen. Mijn eerste Laswell aankoop was dat, sindsdien noem ik mij een laswelliaan. John Zorn en Kieran Hebden reken ik ook tot de laswelliaanse componisten.
He played drums on countless well-known soul, disco, and r&b songs.
He was a co-founder of the Muscle Shoals Rhythm Section in Alabama, a house band like the Compass Point All Stars, Booker T. & the M.G.’s and the Salsoul Orchestra.
Hawkins played drums on “Love Sensation” (1980) by Loleatta Holloway.