RIP J. Saul Kane (1969 – 2024)

“Sex Sluts’N’Heaven” (1995)

Zowel Mark Moore als Erkki Rautio stuurden mij een bericht met de vraag of J. Saul Kane een plaats op Dodenstad verdiende. Kane is de man van platen als “Sex Sluts’N’Heaven” (1995). Ik heb er niet lang over moeten nadenken. alleen vind ik het jammer dat ik die plaat niet op de plechtigheid in Dodenstad zal kunnen afspelen. Jammer, maar ik begrijp het wel, die muziek past nu eenmaal niet bij de sfeer van een begraafplaats.

Desalniettemin, rust zacht Jonathan.

RIP Charles Dumont (1929 – 2024)

“Non, Je Ne Regrette Rien” (1956)

Hoofddoodgraver Leonardo is ziek en hij heeft aan mij gevraagd om gedurende onbepaalde tijd de honneurs waar te nemen. Meestal consulteerde hij mij voor de muziekdoden, hij was zelf meer thuis in de kunstdoden en anderen adviseerden hem dan weer over andersoortige doden.

Goed, ik neem het van hem over en wens hem veel beterschap.

In Frankrijk stierf Charles Dumont, bekend als componist van de melodie van “Non, Je Ne Regrette Rien” (1956), wat zoveel betekent als “Nee, ik heb nergens spijt van “, bekend geworden in de versie van Édith Piaf uit 1960.

Over spijt kan ik wel een en ander vertellen, over hoe het beter is spijt te hebben van iets wat je gedaan hebt in plaats van spijt te hebben over iets wat je niet hebt gedaan.

Maar daar gaat het nu niet over.

Rust zacht Charles.

RIP Peter Sinfield (1943 – 2024)

“21st Century Schizoid Man” (1969)

Peter Sinfield was een Engelse dichter en songschrijver bekend als medeoprichter en tekstschrijver van de rockband King Crimson. Hij schreef de tekst van “21st Century Schizoid Man” (1969) die ik hier voor de aardigheid vertaal :

Kattenpoot ijzeren klauw
Neurochirurgen schreeuwen om meer
Bij de gifdeur van paranoia
De schizoïde mens van de eenentwintigste eeuw

–“21st Century Schizoid Man” (1969)

Die song vindt elke muziekliefhebber wel goed, ook zij die prog maar een koel hart toedragen en dat zijn er nogal wat.

Rust zacht Peter.

RIP Frank Auerbach (1931 – 2024)

Frank Auerbach was een schilder die ik niet kende. Nu ik zijn werk onder ogen krijg, merk ik de de dikke lagen verf. Auerbach wordt in een adem genoemd met Lucian Freud en Francis Bacon maar verdiende nooit het grote geld dat zijn vrienden binnenrijfden. Ook niet achteraf, als zijn doeken voor miljoenenbedragen doorverkocht werden, want op die meerwaarde krijgt een kunstenaar geen geld.

Ene Stephen Smith interviewt Frank Auerbach in 2015

‘We zijn alleen van de wieg tot het graf’, zegt hij in een interview en ik vind de uitspraak vandaag bijzonder toepasselijk.

En in datzelfde interview zegt hij, als bewijs dat hij niet betreurt dat hij naast het grote geld gegrepen heeft:

‘Ik ben naar nachtclubs geweest dankzij Lucian en ik ben naar chique restaurants geweest dankzij Francis.’

Over de dikke lagen verf die Auerbach bezigde: dat soort dikke verf noemt men impasto en ik moet onmiddellijk aan de Nederlandse popartkunstenaar Bram Bogart (1921 – 2012) denken die de impasto naar absurde diktes leidde.

Ik leg Auerbach naast Daniel Spoerri.

Rust zacht Frank.

RIP Roy Haynes (1925 – 2024)

Adieu Roy Haynes. Jahsonic is er even niet, hij had me vast allerlei details kunnen vertellen over Haynes als legendarische jazzdrummer. Ik zocht dan zelf maar wat bij elkaar en vond hem nog springlevend met tracks zoals “Snap Crackle” (1962) en “Dorian” (1963). Toch vrees ik dat hem onrecht aandoe door het hier zo kort te houden.

“Snap Crackle” (1962)
“Dorian” (1963)

Desalniettemin, rust zacht Roy.

RIP Lou Donaldson (1926 – 2024)

“Pot Belly”

De Amerikaanse saxofonist Lou Donaldson stierf. Hij was ongeveer van dezelfde generatie en op hetzelfde terrein actief als Grant Green (gitaar) en Donald Byrd (trompet) maar zeemzoeteriger en minder interessant dan die ander twee, maar dat is onbillijk gezeur.

Want er is natuurlijk de compositie “Pot Belly” van Donaldson uit 1970 die door heel wat hiphop acts werd gecoverd. Allereerst door A Tribe Called Quest op de b-kant van hun nummer “Can I Kick it?” (1990) maar ook Portishead gebruikte de ritmesectie voor hun remix van “Going Nowhere” (1993) van Gabrielle.

Een ‘pot belly’ is een vooruitstekend buikje, zoals een peuter dat kan hebben, maar de term wordt gebruikt voor elke buik die niet obees is.

Rust zacht Lou.

RIP Daniel Spoerri (1930 – 2024)

Voor deze dode laat ik graag mijn doodgraver Jahsonic aan het woord:

‘Ik herinner me nog heel duidelijk hoe ik op een schooluitstap naar Rotterdam een bezoek bracht aan het museum van hedendaagse kunst en er een ‘schilderij’ zag bestaande uit resten van een maaltijd die met lijm op een houten plaat waren gekleefd en vervolgens tegen de muur waren gehangen en als ‘schilderij’ gepresenteerd.

De originele Franse uitgave van Topographie anecdotée du hasard (1962)

‘Was ik veertien, vijftien of zestien? Was het Rotterdam, zo ja welk museum? In hetzelfde museum zag ik ook mijn eerste Lucio Fontana snijschilderij en in de namiddag, toen wij vrij waren, kocht ik een reep witte chocolade van het merk Galak.

Continue reading

RIP Jonathan Haze (1929 – 2024)

En Jonathan Haze? Ook niet meer.

Little shop of horrors. In de stoel: de masochistische tandartspatiënt Jack Nicholson.

Haze speelde mee in een groot aantal films van Roger Corman en wij hebben heel warme herinneringen aan The Little Shop of Horrors (1960), een heel geestige film over een vleesetende plant met een onstilbare honger.

Het gezicht van Haze naarmate hij de excessen van de plant steeds beter onder ogen begint te zien. Kostelijk.

Rust zacht Jonathan.

RIP Quincy Jones (1933 – 2024)

Quincy Jones was een Amerikaans componist, muzikant, songschrijver en arrangeur gekend voor composities zoals “Soul Bossa Nova” (1962).

“Soul Bossa Nova” (1962)

Zijn eerste arrangement dat bekendheid genoot was dat voor “It’s My Party” (1962) van Lesley Gore, over een meisje dat zich het recht toe-eigent te huilen op haar eigen feest: ‘het is mijn feest en ik huil als ik dat wil, je zou hetzelfde doen als het jou overkwam.’

Jones producete heel wat wereldbekend materiaal van Michael Jackson: Off the Wall (1979), Thriller (1982), en Bad (1987), allemaal zijn producties.

En dan is er nog dat vreselijke “We Are the World” (1985) waar ik altijd zo’n hekel aan heb gehad, vooral als Bruce Springsteen en Bob Dylan hun lijnen zingen.

Jones schreef bovendien veel voor film. Zo waren de OSTs van The Pawnbroker (1965), In the Heat of the Night (1967), In Cold Blood (1967), The Italian Job (1969), The Wiz (1978), en The Color Purple (1985) van zijn hand. De muziek voor de tv-serie Roots (1977) schreef hij ook.

The Pawnbroker (1965) is bekend omdat het een van de eerste films was waar wat naakt in voorkwam.

Rust zacht Quincy.