Richard Roundtree was een Amerikaans acteur bekend voor zijn rol als John Shaft, de hard-boiled privédetective in de blaxploitationfilm Shaft uit 1971.
Inmiddels is dat alweer meer dan vijftig jaar geleden en vandaag is die brok cultuurgeschiedenis enkel nog bekend voor het disco-broedsel “Theme from Shaft” van de hand van Isaac Hayes.
Who’s the black private dick that’s a sex machine to all the chicks? (Shaft) You’re damn right
Piper Laurie was een Amerikaanse actrice gekend voor rollen in films zoals The Hustler (1961), Carrie (1976), en Twin Peaks (1990).
In het Stephen King verhaal Carrie speelt ze de godsdienstgekke moeder van dat onfortuinlijke meisje bij wie de stoppen doorslaan nadat ze op het schoolbal een emmer varkensbloed over zich heen krijgt.
Stephen King (°1947) is een van de grootste schrijvers van zijn generatie en ik heb in de jaren tachtig en negentig redelijk wat van hem gelezen. De beste herinneringen heb ik aan The Stand (1978).
Omdat ik er niet in slaag mijn persoonlijke smaak aan de wereld op te leggen, maak ik een studie van smaakmakers. Vlaamse smaakmakers, ik moet ergens beginnen. Zo gebeurt het dat ik voor de tweede keer op de pagina’s van Johan Velter (1956) stuit.
De aanleiding is de dood van Brits regisseur Terence Davies, de man van wie ik maar een film zag, Distant Voices, Still Lives (1988). In dat jaar ging ik nog braaf naar alles ging kijken wat de Antwerpse kunstbioscopen voorschotelden. Niet dat ik veel keus had, de VCR was nog niet uitgevonden.
Een van de nabestaanden heeft weer geklaagd over de uitvaart.
De dode in kwestie was Michael Gambon (1940 – 2023), de Britse acteur.
De klachtenbrief maakte gewag van het feit dat ik het tijdens de plechtigheid de hele tijd over mezelf had gehad en over hoe ik de film The Cook, the Thief, His Wife & Her Lover (1989) zag toen hij uitkwam, vierentwintig en getrouwd, nog kinderloos.
Dat was bij Cinema Cartoons en ik herinner me nog precies hoezeer ik onder de indruk was. Ik kocht daarna ook de soundtrack van Michael Nyman.
Ik weidde — aldus de klacht — ook te lang uit over de kannibalistische scène in The Cook en sprak te lang over hoe net dát deel van de geliefde van Helen Mirren door Gambon moest opgegeten worden.
Op Facebook en elders werd afscheid genomen van de Amerikaanse filmmaker William Friedkin (1935 – 2023), de man die mijn generatie verraste met The Exorcist (1973), een film over een tienermeisje en een duiveluitdrijver. Weinigen zullen de scène vergeten waarin het bezeten tienerkind haar hoofd 180 graden draait.
Misschien zag ik ooit To Live and Die in L.A. (1985) in een Antwerpse bioscoop, ik meen mij zoiets te herinneren, vooral vanwege de toen meest indrukwekkende autoachtervolging ooit. Dat vond ik als eenentwintigjarige baldadigaard vast nog wel leuk.
Maar toen Friedkin stierf deed ik even de zoekopdracht “Friedkin” + “Jahsonic”, zo zoek ik namelijk hoe Friedkin in mijn universum bestaat en ik vond The Birthday Party (1968) en Cruising (1980).
Alan Arkin was een Amerikaans acteur die wij ons vooral herinneren als soldaat Yossarian in Catch-22 (1970) en de grootvader in Little Miss Sushine (2006).
Catch-22 is een verfilming van de gelijknamige roman uit 1961 van de Amerikaanse schrijver Joseph Heller. Ik las die roman in China, waar ik veel las.
Een catch is Engels voor een addertje onder het gras. Zo is er in het boek sprake van een regel die zegt dat ieder die niet goed bij zijn verstand is, naar huis mag. Daartegenover staat de volgende regel, de eigenlijke Catch-22: iedereen die naar huis wil, is blijkbaar erg verstandig en komt dus niet in aanmerking voor ontslag uit de dienst.
Het is het typevoorbeeld van de cirkelredenering.
In Little Miss Sushine is Arkin een je-m’en-foutistische, heroïne-snuivende, vuilgebekte doch zeer beminnelijke opa.
Ik heb het gevoel dat ik de Spaanse actrice, danseres en zangeres Carmen Sevilla oneer aandoe door enkel haar flamenco-act in Europa di notte (1959) te tonen maar ik troost mij met de gedachte dat ik bij het overlijden van Gina Lollobrigida net hetzelfde deed. Magere troost. Ik schiet tekort. Maar is het mij daar ook niet om te doen? De kortst mogelijke connectie maken naar mijn universum? En het hart daarvan blijft allerlei lusten.
In de film Tale of a Vampire (1992) komt Julian Sands ongemerkt het café binnen waar Suzanna Hamilton alleen aan een tafeltje zit. Hij gaat tegenover haar zitten maar zij merkt hem niet meteen op. Zij leest een boek.
— ‘Houdt u van Forneret?’
— ‘Kent u hem?’
— ‘Dichter, romanschrijver, dramaturg, vroege voorloper van het surrealisme, Frans.’
— ‘Dat klopt.’
— ‘Weet u, u bent pas de tweede persoon die ik ontmoet die zelfs maar gehoord heeft van Forneret in Engeland, laat staan hem gelezen heeft.’
— ‘Een van mijn favoriete gedichten van Forneret is “Un pauvre honteux”. Kent u het?’
— ‘Het gaat over een uitgehongerde man die zijn eigen hand opeet.’