Hij behoorde tot de school van Alex van Warmerdam (Abel, Ober, Borgman) en Jos Stelling (De illusionist), twee van mijn favoriete Nederlandse filmmakers.
Er was in België niets rond van der Woudes dood te doen en ook in Nederlands scheen hij grotendeels vergeten.
Op YouTube vind je film De wisselwachter van Jos Stelling. Zelfs met de nergens-op-slaande Engelse ondertitels en de Russische overdubs is de film nog een plezier om te kijken.
Van der Woude speelt de wisselwachter in een klein verlaten stationnetje waar op een dag een chique Française strandt. Ze zal er een jaar blijven; vier seizoenen lang in dat naamloze desolate landschap. Er wordt amper gesproken, zoals wel meer gebeurt in de films van Stelling.
Antonio Negri stierf in Frankrijk want in Italië mocht hij lange tijd niet meer binnen. Hij was daar door de Italiaanse overheid verbannen.
Screenshot uit Marx Reloaded
Men achtte Antonio Negri in Italië medeverantwoordelijk voor de algemene sfeer tijdens de loden jaren, dus ook voor de doden die er vielen. Met de loden jaren bedoelt men de terroristische aanslagen die in de jaren tachtig gepleegd werden door extreemlinkse en in mindere mate door extreemrechtse organisaties. In Italië heetten die extreme communisten de Rode Brigades (Brigate Rosse). Hun broertjes en zusjes in Duitsland waren de Rote Armee Fraktion.
Ik vraag mij af wat het feit dat Negri in Franrijk aan de universiteit mocht gaan lesgeven heeft gedaan met de diplomatieke betrekkingen tussen die Italië en Frankrijk.
Bij ons zal alleen Anton Jäger – de zoon van Anne Teresa De Keersmaeker – iets zinnig over de dood van Antoni Negri kunnen zeggen, hij is de enige met wat baggage. Marxistische baggage bedoel ik dan want Jäger is een zelfverklaard marxist.
‘Toen ik uit de portiek van Santa Croce tevoorschijn kwam, werd ik overvallen door een hevige hartklopping (hetzelfde symptoom dat in Berlijn een zenuwtoeval wordt genoemd); mijn innerlijke levensbron was plots opgedroogd en ik vreesde voortdurend al lopend op de grond te vallen.’
Dat lezen we in ‘Rome, Napels en Firenze’ (1817), een reisverslag van de Franse schrijver Stendhal (1783 – 1842), waarin hij vertelt hoe hij onwel wordt door de pracht van Firenze.
Die hartkloppingen waren honderdzestig jaar later de aanleiding om een nieuw syndroom te benoemen – het syndroom van Stendhal – een psychische aandoening die optreedt als iemand volledig overrompeld wordt door de schoonheid van kunst.
Van een van zijn films heb ik ontzettend genoten, dat was Paper Moon (1973) waarin zijn dochter Tatum zijn sidekick is.
Love Story (1970) zag ik nooit, maar ik ken de muziek van Francis Lai, “Where do I begin” wel.
Van Barry Lyndon (1975) weet ik dat ik hem veel te jong zag in — als ik me niet vergis — de Monty, de bioscoopzaal in de Montignystraat in Antwerpen, samen met mijn vader, die een filmfreak was.
Steven De Foer noteerde heel scherpzinnig in De Standaard:
‘Zoals vaker had O’Neal wel de hoofdrol, maar werd er niet over hem gepraat. Hij was een meer dan behoorlijk acteur en een fysiek aantrekkelijke man, maar straalde te weinig persoonlijkheid uit – te vlak om zich te kunnen meten met veel van zijn tegenspelers, cinematografisch grootmeesterschap of meeslepende filmmuziek.”
Steven De Foer
Meer dan behoorlijk acteur, fysiek aantrekkelijk maar te vlak en te weinig uitstraling.
En dan stel ik mij de vraag: wat precies straalt iemand uit als hij iets uitstraalt?
Benjamin Zephaniah was een Engels schrijver en muzikant vooral bekend voor zijn ‘dub poetry’, zijn dubgedichten dus.
Dubgedichten zijn een genre van ‘spoken word’ waarin o.a. door de kolonisatie veroorzaakte sociale onrechtvaardigheid aangeklaagd wordt.
Die gedichten worden voorgedragen bovenop instrumentale reggae- en dubliederen.
Binnen dat genre bracht Zephaniah “Rasta” (1983).
Andere gedenkwaardige stukken dub poetry zijn “Inglan Is a Bitch” (1980) van Linton Kwesi Johnson (°1952) en “Dis Poem” (1986) van Mutabaruka (°1952) .
Het genre is zwaar op de hand en de meeste composities laten zich maar een keer om de vijf jaar comfortabel beluisteren. Zelfs de hits klinken al snel afgezaagd.
Rond dezelfde periode werd elders in de Afrikaanse diaspora vrolijker geklaagd in composities zoals “Atomic Bomb” (1978) van William Onyeabor.
Michel Sardaby was een Frans componist en pianist die in de jazz actief was en die vooral gekend voor zijn plaat Gail (1975), en dan nog meer specifiek voor dat ene nummer “Welcome New Warmth”.
Ik pikte het een eenzame middagpauze in de Parijsstraat op toen ik de drie delen van London Jazz Classics (’93, ’94, ’95) bij Sax kocht.
Soul Jazz Records is een label van Stuart Baker. Hun Universal Sounds of America (’95) vond ik op een eerder manische middag in Gent.
“Dirty Old Town” doet mij wat denken aan “You are My Sunhine”
Ik ontmoette mijn liefje bij de gasfabriek Droomde een droom bij het oude kanaal Ik kuste mijn meisje bij de fabrieksmuur Vieze oude stad Vieze oude stad
Zo gaat de tekst van “Dirty Old Town” (1949) van Ewan MacColl waarmee de Ierse zanger Shane MacGowan nogal gemakkelijk geassocieerd wordt.
Shane was voorts bekend als leadzanger van de band the Pogues (gebaseerd op Gaelic ‘póg mo thóin’, wat ‘kus mijn gat’ betekent), zijn zuipschuiterij en zijn gebrek aan tanden.
Shane is dan weer de titel van een westernfilm waar mijn vader gek op was.
Sinds enige tijd vind ik het een prettig idee dat het Westen de wereld heeft veroverd en niet omgekeerd. Want dat had ook gekund. Als twintiger haatte ik de Verenigde Staten omdat ik HUMO las, het blad dat zich liet kenmerken door een liefde voor Amerikaanse muziek even groot als de haat voor de politiek van dat enorme land.
Na 9/11 heb ik alles herbekeken. Toen kwam ik erachter dat de Amerikanen eigenlijk gewoon de bastaardkinderen van Europa zijn die het op het schoolplein van de wereld voor ons opnemen. Ik gebruik de term bastaard hier omdat Europa haar Amerikaans nageslacht over het algemeen niet *wil* erkennen.
Toch was het overlijden van Henry Kissinger even slikken voor mijn ‘post 9/11-ik’.
“Requiem (A Floating Leaf Always Reaches The Sea Dub Mix)” (1992) van Killing Joke
Geordie Walker was een Engelse gitarist bekend voor zijn lidmaatschap van Killing Joke. Hij is mede-auteur van de compositie “Love Like Blood” (1985) maar ik hou niet van die song.
Van “Turn to Red” (1979) hou ik wel enigszins, maar vandaag is het vooral de 1992 remix van “Requiem”, “Requiem (A Floating Leaf Always Reaches The Sea Dub Mix)” waarop de gitaarpartijen van de gestorvene te horen zijn, die ik onder uw aandacht wil brengen.