In de Verenigde Staten stierf actrice Teri Garr, gekend voor rollen in films zoals Young Frankenstein (1974), de makkelijkste weg om u naar mijn universum te transporteren, via de ondertussen bijna honderdjarige Mel Brooks, wiens werk ik zeer bewonder.
In de Verenigde Staten stierf de ‘parolier’ Will Jennings. Een songschrijver is in principe altijd minder bekend dan een zanger en een ‘parolier’, iemand die de teksten van liedjes schrijft dus, is nóg minder bekend bij het grote publiek dan iemand die ook de muziek schrijft, althans die indruk heb ik toch.
Will Jennings schreef “Street Life” (1979) voor The Crusaders en “Didn’t We Almost Have It All” (1987) voor Whitney Houston. Zeggen dat hij misschien wel bekendst was voor “Up Where We Belong” van de film An Officer and a Gentleman (1982) is maar een halve waarheid want Jennings was een regelrechte hitmachine.
Voor Jahsonic en mij is het vooral “Street Life” dat werkt.
Iedereen moet eraan geloven, zelfs de koninginnen van het popsterrendom. Hun fans zullen hen nog enkele jaren herinneren nadat het laatste warme bloed in hun harten klotste, maar ook de liedjes die ze zongen zal men vergeten. Of misschien niet, misschien alleen hun stemmen, misschien zijn enkele van hun liederen wel tijdloos en gedoemd om eeuwig gecoverd te worden, net als “Hava nagila”, de oudste alom bekende popsong van dat tegenwoordig weer zo verguisde volk.
Jane Birkin stierf vorig jaar. Dit jaar is het de beurt aan Françoise Hardy.
Hardy was bekend voor composities als “Tous les garçons et les filles” (1962), “Comment te dire adieu” (1968) en “Message personnel” (1973).
“Tous les garçons et les filles” (Alle meisjes en jongens) schreef ze toen ze nog geen achttien was en het vertelt over hoe ze nog nooit een wederzijdse verliefdheid heeft meegemaakt en hoe iedereen hand-in-hand loopt en zij moederziel alleen tot eenzame toeschouwer veroordeeld is.
In de Verenigde Staten sterft auteur en wiskundige Vernor Vinge.
Vinge wordt gezien als een voorloper van cyberpunk auteurs William Gibson en Neal Stephenson waar ik zo gek van was toen ik in China woonde en ook in de periode daarna, toen ik Wired las.
Hij is bekend voor zijn uitspraak dat ‘machines op het punt staan over de mensheid te heersen zoals mensen over het dierenrijk hebben geheerst’, het eindpunt van de technologische singulariteit.
In 1981 publiceert Vinge het in het Nederlands onvertaalde True Names, een volledig uitgewerkt concept van cyberspace, dat later centraal zou staan in cyberpunk.
Dat boek begint zo:
‘In de tijd van het Eerste Tijdperk van de Magie beschouwde de voorzichtige tovenaar zijn eigen ware naam als zijn meest waardevolle bezit, maar ook als de grootste bedreiging voor zijn toekomstig welzijn, want – zo gaan de verhalen – als een vijand, zelfs een zwakke ongeschoolde vijand, eenmaal de ware naam van de tovenaar leerde kennen, dan konden routinematige en algemeen bekende spreuken zelfs de machtigsten vernietigen of tot slaaf maken. Naarmate de tijd verstreek en we overgingen naar het Tijdperk van de Rede en vervolgens naar de eerste en tweede industriële revoluties, werden dergelijke ideeën in diskrediet gebracht. Nu lijkt de cirkel weer rond (zelfs als er nooit een Eerste Tijdperk is geweest) en maken we ons weer zorgen over ware namen.’
In Franse encyclopedieën blijven kunstenaars leven. Ze sterven niet. Dat wil zeggen, men gebruikt ‘is’ i.p.v. van ‘was’ in elk lemma van een bekend persoon, dood of levend.
Dus op de Franse Wikipedia ‘is’ Pascal Mercier (1944 – 2023) nog steeds:
‘… een Zwitsers schrijver bekend voor zijn Europese bestseller ‘Nachttrein naar Lissabon’ (2004). ‘Nachttrein’ vertelt het verhaal van een 57-jarige saaie Zwitserse classicus-prof die bij het vroege begin van de zoveelste-duizendste werkdag plots een meisje van zelfmoord redt, het fictieve boek ‘Een goudsmid van woorden’ in handen krijgt, daar totaal van in de ban geraakt, ineens zijn hele leven achterlaat, een nachttrein naar Lissabon neemt en alles te weten komt over dat fictieve boek en zijn schrijver…’
Peter Weibel was een Oostenrijks kunstenaar en curator. Hij kan bijna niet anders dan een masochist geweest zijn. Ten eerste, hij liet zich in 1968 met een leiband op handen en voeten als hond meetronen door de straten van Wenen door Valie Export. Ten tweede, hij cureerde een tentoonstelling die getiteld was Phantom of Desire (2003), met als ondertitel Visions of Masochism in Art: Lustfantoom: een kijk op masochisme in de kunst, dat zou de Nederlandse titel kunnen zijn. Jammer dat Peter mij toen niet heeft uitgenodigd, ik was zeker gegaan.
Die performance met Valie was getiteld From the Portfolio of Doggedness, Uit het portfolio van hondsheid.
Jeff Beck werd tot de beste gitaristen van zijn generatie gerekend. Geboren in Londen, kwam hij voor het eerst in de schijnwerpers als lid van The Yardbirds met wie hij op zijn tweeëntwintigste “Shapes of Things” (1966) uitbracht. Datzelfde jaar – maar solo – bracht hij “Beck’s Bolero” uit.
“Shapes of Things” is samen met “Eight Miles High” (1966) van The Byrds een van de eerste successen van de psychedelische rock en zijn plaat Truth waarop hij “Shapes of Things” herwerkte haalt vaak ‘de beste platen ooit’ lijstjes.
Je kan Beck aan de zijde van Jimmy Page zien in het Yardbirds concert in de film Blowup (1966) van Antonioni, een erg knullige scène.
Na die beginperiode had Beck geen echte hits meer maar hij genoot het grootste respect van zijn collega muzikanten. Je zou hem een muzikantenmusicus kunnen noemen. A musician’s musician zoals de Engelsen zeggen.