Tag Archives: art

RIP Hans Belting (1935 – 2023)

In Duitsland stierf de kunsthistoricus Hans Belting, of zoals men dat in het Duits zo mooi zegt: Kunstwissenschaftler, kunstwetenschapper dus. Wij zeggen kunsthistoricus of kunstcriticus, maar bij dat laatste denken wij eerder aan iemand die hedendaagse kunstwerken beoordeelt.

Vruchtzakdetail van De tuin der lusten van Bosch

Belting schreef in 2002 Hieronymus Bosch: Garten der Lüste een boekje helemaal gewijd aan het meest fantastische schilderijen aller tijden: De tuin der lusten van Bosch.

Belting kwam op mijn radar toen ik Sferen van Sloterdijk las in 2009. Dat boek toont op de cover het detail uit De tuin der lusten waar een man en een vrouw in een amniotische zak aan elkaar zitten te frunniken. Helaas scheen de vertaler van Belting niet te weten dat het om een vruchtzak ging en daarom had ik het in mijn boek De geschiedenis van de erotiek (2011) nog over een luchtbel in plaats van een vruchtzak.

Voor de rest van mijn beschrijving baseerde ik me wel op Belting en ik had het over ‘de barsten in de bel, de minuscule scheurtjes die onvermijdelijk elke bel van verliefdheid uiteindelijk doen openspatten, zodat de bewoners van de bel bedekt worden met een sluier van liefdesverdriet.’

Rust zacht Hans.

RIP Michael Snow (1928 – 2023)

Wavelength (1967), check the ‘actie’-scènes op 2:57, 17:27 en 28:58

Michael Snow was een Canadees kunstenaar bekend voor zijn film Wavelength (1967).

Het is het soort film waarin zo goed als niets gebeurt. De wavelength uit de titel laat zich vertalen als golflengte en dat is een woord dat mij interesseert als metafoor. Mensen kunnen bijvoorbeeld op dezelfde golflengte zitten, en dit sinds radio ontstond. Als je maar lang genoeg met je auto blijft rijden, en je verzet je knop niet, zal er altijd wel een nieuw radiostation op dezelfde golflengte verschijnen. Maar als je met iemand op dezelfde golflengte zit, hou je er hetzelfde gedachtengoed op na.

Er zijn nog andere metaforen uit de technische wereld die gebruikt worden om interpersoonlijke relaties te beschrijven.

Na Goethe konden mensen ook affiniteit met elkaar hebben, een chemische term. Goethe schreef namelijk een roman die Die Wahlverwandtschaften getiteld was, letterlijk vertaald als electieve affiniteiten maar bij ons in de handel gebracht als gewoonweg Affiniteiten. Een chemische affiniteit is de sterkte waarmee twee moleculen zich aan elkaar zullen koppelen. Tussen mensen kunnen er ook affiniteiten bestaan. En tussen mensen en dingen ook.

Tussen twee mensen kan er een vonk overspringen, een elektrische term. ‘Plots sprong er een vonk over en ik werd op slag verliefd’.

En klikken! Zoals: ‘Het klikte niet tussen ons.’ Klikken komt dan uit de mechanica, stel ik me voor, misschien uit de uurwerkenbouw, ik weet het niet zeker, ik heb het niet verder onderzocht.

Tot zover dat soort metaforen.

Die film Wavelength (1967) is zoals Jeanne Dielman waarover ik me onlangs enigszins opwond, onbekijkbaar.

Robert Stam zei daar in 2005 iets verhelderend over:

‘Werken zoals ‘Jeanne Dielman’ van Chantal Ackerman, ‘Wavelength’ van Michael Snow, ‘The Chronicle of Anna Magdalena Bach’ van Straub en Huillet, en ‘Sleep’ van Andy Warhol’, zei hij, ‘bestaan bijna helemaal uit scènes die zich ontvouwen met de nadrukkelijkheid en traagheid van de gebeurtenissen zelf.’

Robert Stam

Juist.

Hij noemt dat isochronie.

En isochroon is alles wat cinema niet hoort te zijn. Daarom verdraag ik alleen Sleep van Warhol omdat die tot het uiterste gaat en elke pretentie tot narratief opgeeft. Geen compromissen daar, gewoon een slapende man. Niet dat ik Sleep gezien heb, nee, ik lees daar wel graag over, maar kijken? Ho maar.

Nu ik erover nadenk, ook de stasisfilms (films waarin niets gebeurt) van Guy Debord verdraag ik weldegelijk. Ten eerste; gewoon omdat ik erg gefascineerd ben door het extreme van Debord. En ten tweede omdat in films zoals Hurlements en faveur de Sade letterlijk niets gebeurt. Er zijn minutenlange totale witte en totale zwarte shots; bovendien helemaal geluidloos. Extreem dus. Zonder een toegeving. Met een totale minachting van het publiek.

In zekere zin vind ik dat Snow zijn publiek te weinig minacht. Net als Chantal Akerman met haar Jeanne Dielman.

Niettemin.

Rust zacht Michael.

RIP Franz Gertsch (1930 – 2022)

Franz Gertsch was een Zwitsers schilder die op grote doeken hyperrealistische schilderijen maakte. Vooral portretten maar ook landschappen. Hij is een van de weinige Europese hyperrealisten. De naoorlogse trend om met fotografische precisie te gaan schilderen vond immers vooral ingang in de Verenigde Staten.

In België zijn drie hyperrealisten het vermelden waard: Roland Delcol, Roger Wittevrongel en Marcel Maeyer.

Vermeer was de oerhyperrealist.

Rust zacht Franz.

RIP Philip Pearlstein (1924 – 2022)

A Susan Wallner on Philip Pearlstein.

Philip Pearlstein was een Amerikaans schilder gekend voor zijn naakten. Die naakten waren niet echt ‘mooi’ en met ‘mooi’ bedoel ik de premoderne schoonheid van het mooie vrouwenlichaam of de prachtige zonsondergang.

De naakten van Pearlstein behoorden tot de categorie ‘cult van het lelijke’ die midden 19de eeuw de norm werd in de kunsten. Andere schilders in hetzelfde idioom zijn Stanley Spencer (1891 – 1959) en Lucian Freud (1922 – 2011).

Je zou hier ook Eric Fischl (* 1948) bij kunnen betrekken maar Fischl is toch meer onderdeel van de ‘cult van het mooie’, en dat laatste wil ik hier toch als ‘cult van het schone’ vertalen. Als ik hem tot de kunstenaars die het schone vieren reken, dan doe ik dat vooral op basis van zijn schilderij Bad Boy (1981), een van de hoogtepunten van de 20ste-eeuwse erotische kunst.

Niet alleen waren de naakten van Pearlstein niet ‘mooi’, ze waren ook niet ‘erotisch’. Het is natuurlijk een eigenschap van veel ‘erotische kunst’ dat ze niet echt “erotisch’ is. En met erotisch bedoelen wij hier opwindend. En met opwindend bedoel ik dan weer dat het bepaalde levenssappen laat stromen. Ik heb daarover uitvoerig geschreven in ‘Kan porno kunst zijn?’

Rust in vrede Philip.

RIP Pierre Soulages (1919 – 2022)

Le maître de l’outrenoir, ARTE docu on Pierre Soulages

Pierre Soulages was een Frans schilder.

Ik kende hem niet dus ik stond nimmer stil bij zijn werk en dan ga ik er altijd van uit dat ik hem of zijn werk niet zal mogen. Ik ga immers altijd van het slechtste uit.

Bij nader onderzoek blijkt mijn vrees ongegrond. Ik mag zijn werk. Misschien word ik in dat oordeel beïnvloed door de schilderijen van Rothko waarvan ik ook altijd dacht dat ze niks voor mij waren tot ik die grote overzichtstentoonstelling in Den Haag zag.

Maar goed, echt weten of ik het werk van Soulages écht mag weet ik niet, omdat ik nu direct, dit weekend nog idealiter naar een museum zou willen lopen om het in het ‘echt’ te zien.

Kan dat? Waar dan? Ik weet het niet.

Nu moet ik afgaan op internetsites en boeken. Dan liever boeken. Onder mijn laptop ligt een stapel boeken om dat ding op ooghoogte te brengen. Ertussen zit een exemplaar van Art Now (1979). Ik neem het er tussenuit.

Edward Lucie-Smith typeert Soulages in Art Now als iemand wiens ‘kalligrafisch patroon van dikke, zwarte lijnen in meer dan een opzicht aan Kline herinnert’. Hij heeft, nog steeds aldus Lucie-Smith ‘een sappige benadering van verf’ (vertaling van Ida Boelema and Jeroen Boomgaard).

Het schilderij dat in die vroege periode het vaakst gereproduceerd wordt is Painting, November 20, 1956 (1956), dat in het Guggenheim in New York hangt. Het staat in Art Now.

Voor zij die gek van stromingen zijn (ik heb begrip voor u), Soulages wordt in de jaren na WOII gerekend tot het tachisme. Hij is een tachist dus. Tache is Frans voor vlek. Iemand die dus werkt met verfvlekken beoefent het vlekkisme. Het tachisme was eigenlijk de Europese interpretatie van het abstract expressionism, u weet wel, de druipschilderijen van Jackson Pollock. Elders in Europa werd dat actie-schilderen en het abstract schilderen met verfvlekken algauw met de term ‘lyrische abstractie’ aangeduid en ook onder die categorie zal je Soulages vinden.

Henri Michaux wordt ook tot de tachisten gerekend en ik ben gek op Michaux. Dat werk ken ik wel.

Als ik over stromingen lees word ik altijd moedeloos. Kijkt men naar de kunstproductie van een bepaalde periode, dan kan men zich niet van de indruk ontdoen dat iedereen elkaar na-aapte. Dat iedereen probeerde in de pas te lopen. Dat men wilde beantwoorden aan een bepaald verwachtingspatroon. En dan toch tegelijkertijd volhouden dat iedereen zijn eigen ding doet, dat kunst toch de allerindividueelste expressie is, maar dat is uiteraard niet zo. Ach, denk ik dan, het zal den tijdsgeest wel wezen. Bovendien gebiedt de eerlijkheid mij hieraan toe te voegen dat het met dat bedenken van kunststromingen en genres het hardst de spuigaten uitliep in de jaren na de Tweede Wereldoorlog. Daarna was alles gewoon postmodern. En ook dat is kort door de bocht.

RIP Pierre Soulages