Tag Archives: visual art

RIP Frank Stella (1936 – 2024)

Niet nader geïdentificeerd beeldmateriaal van Stella uit 1972, waar ook toenmalige kunstpaus William Rubin aan het woord komt.

Ik werd nooit tot Frank Stella‘s werk aangetrokken. Vanaf het moment dat hij kleur gebruikte kwam het me voor als het soort kitsch waar ik niet zo gek van ben. Als doodgraver heb ik maar een beperkte hoeveelheid katzwijm voorhanden, ik zie hier immers zoveel talent passeren. Ik bedenk me dat in het jaar voor Stella’s geboorte, Paula Rego haar eerste licht zag en het jaar erna Allen Jones zijn allereerste angstschreeuw de wereld in stuurde. Beide vind ik — hoewel ze maar voorbeelden zijn — interessanter. Allen Jones leeft trouwens nog.

Continue reading

RIP Benoît van Innis (1960 – 2024)

Promofilmpje voor Instant Light

Als doodgraver heb ik zo mijn pleziertjes.

Soms neem ik eigenhandig de beitel ter hand en kap een opschrift in een grafsteen.

Ik deed dat met die van de Belgische illustrator Benoît van Innis die niet minder dan 35 bijdragen mocht leveren aan The New Yorker. Niet minder dan 35. Maar ook niet meer.

Dat hij nooit is doorgebroken als echte ‘artiest’ is hem altijd dwars blijven zitten. Geen nood, hier wordt hij in eer hersteld. Hij krijgt een mooier plekje dan veel ‘echte’ artiesten: op dat heuveltje, net een beetje hoger, lommerrijk omgeven door treurberken, waar ook Paul Ibou ligt.

Op zijn steen kap ik:

‘Ik struikel wankel door de harde vaste eeuwigheid’ van Federico García Lorca. Benoît hield daarvan.

Ik moet aan Roland Topor denken als ik Benoît zie.

Er is een promofilmpje voor Instant Light, een coronatentoonstelling die Benoît hield in Mechelen met tekeningen die hij dagelijks maakte in die surreële periode.

Op de achtergrond leest Ann Meskens mooie woorden uit Mijn laatste snik (1982) van Luis Buñuel.

Ann leest mooi voor. Ook de tekst doet mij aan Topor denken, aan Mémoires d’un vieux con (1975) bijvoorbeeld.

Iedereen hield van Benoît.

Rust zacht Benoît.

RIP Philip Pearlstein (1924 – 2022)

A Susan Wallner on Philip Pearlstein.

Philip Pearlstein was een Amerikaans schilder gekend voor zijn naakten. Die naakten waren niet echt ‘mooi’ en met ‘mooi’ bedoel ik de premoderne schoonheid van het mooie vrouwenlichaam of de prachtige zonsondergang.

De naakten van Pearlstein behoorden tot de categorie ‘cult van het lelijke’ die midden 19de eeuw de norm werd in de kunsten. Andere schilders in hetzelfde idioom zijn Stanley Spencer (1891 – 1959) en Lucian Freud (1922 – 2011).

Je zou hier ook Eric Fischl (* 1948) bij kunnen betrekken maar Fischl is toch meer onderdeel van de ‘cult van het mooie’, en dat laatste wil ik hier toch als ‘cult van het schone’ vertalen. Als ik hem tot de kunstenaars die het schone vieren reken, dan doe ik dat vooral op basis van zijn schilderij Bad Boy (1981), een van de hoogtepunten van de 20ste-eeuwse erotische kunst.

Niet alleen waren de naakten van Pearlstein niet ‘mooi’, ze waren ook niet ‘erotisch’. Het is natuurlijk een eigenschap van veel ‘erotische kunst’ dat ze niet echt “erotisch’ is. En met erotisch bedoelen wij hier opwindend. En met opwindend bedoel ik dan weer dat het bepaalde levenssappen laat stromen. Ik heb daarover uitvoerig geschreven in ‘Kan porno kunst zijn?’

Rust in vrede Philip.

Sade exhibition in Paris

Sade, Attacking the Sun (2014-15, “Sade. Attaquer le soleil”) is an exhibition held at the Musée d’Orsay on the legacy of Marquis de Sade. The exhibition runs until January 25.

Above is the promotional video clip of the exhibition, showing a stylized orgy of writhing nudes who in the end form the letters S A D E.

Sade is in my canon.

And and then there is this: Ubisoft will release a video game based on Sade, a follow-up to the French Revolution-set “Assassin’s Creed” series.

I wonder why the exhibition is sub-titled “attacking the sun”.

Butades, or, the magic of shadows, or, the invention of art

The Invention of the Art of Drawing (1791) illustrates the Butades myth.

The myth is reported by Pliny.

This is the story: a certain Kora (also called Callirhoe), was in love with a boy at Corinth who had to leave the country. Whereupon she drew on the wall the outline of the shadow of his face. From this outline her father Butades modeled a face in clay, and baked the model, thus preserving for his daughter a face in relief of the boy she loved.

My thoughts? Amazing, but, couldn’t Butades  just as well have made a death mask of the face of the boy?

This post is inspired by Victor Stoichita‘s book Short History of the Shadow (1997).

PS Pliny’s shadows remind me of da Vinci’s stains.