Hoofddoodgraver Leonardo is ziek en hij heeft aan mij gevraagd om gedurende onbepaalde tijd de honneurs waar te nemen. Meestal consulteerde hij mij voor de muziekdoden, hij was zelf meer thuis in de kunstdoden en anderen adviseerden hem dan weer over andersoortige doden.
Goed, ik neem het van hem over en wens hem veel beterschap.
In Frankrijk stierf Charles Dumont, bekend als componist van de melodie van “Non, Je Ne Regrette Rien” (1956), wat zoveel betekent als “Nee, ik heb nergens spijt van “, bekend geworden in de versie van Édith Piaf uit 1960.
Over spijt kan ik wel een en ander vertellen, over hoe het beter is spijt te hebben van iets wat je gedaan hebt in plaats van spijt te hebben over iets wat je niet hebt gedaan.
Haze speelde mee in een groot aantal films van Roger Corman en wij hebben heel warme herinneringen aan The Little Shop of Horrors (1960), een heel geestige film over een vleesetende plant met een onstilbare honger.
Het gezicht van Haze naarmate hij de excessen van de plant steeds beter onder ogen begint te zien. Kostelijk.
Peter Higgs sterft en ik word herinnerd aan Elementaire deeltje‘ van Michel Houellebecq en aan The Three-Body Problem van Liu Cixin.
Dat zit zo.
Peter Higgs ontdekte een elementair deeltje dat zijn naam kreeg: het higgsdeeltje. Men noemt het ook het godsdeeltje maar dat heeft Peter nooit leuk gevonden want hij was atheïst.
In dat heerlijke boek Elementaire deeltjes (1998) worden mensen vergeleken met elementaire deeltjes. Na het huwelijk worden man en vrouw één vlees en Michel vergelijkt dat met twee elementaire deeltjes die, eenmaal verenigd, voor altijd een onafscheidelijk geheel vormen.
Ook in de instant klassieker The Three-Body Problem (2008) spelen elementaire deeltjes een rol als wetenschappers wereldwijd tot de vaststelling komen dat die deeltjes zich niet meer op voorspelbare wijze gedragen: de wetenschap is stuk.
The Three-Body Problem is een keerpunt in de cultuurgeschiedenis: het is de eerste keer dat China ‘cooler’ is dan het Westen.
Maar daar gaat het nu niet over.
We zijn hier samengekomen voor het afscheid van Peter. Ik geef Peter een mooi plaatsje, naast Ted Kaczynski, nog zo’n een wiskundeknobbel. Rust zacht Peter.
Emmanuel Le Roy Ladurie was een Frans historicus uit de school waar de pas gestorven Natalie Zemon Davis ook deel van uitmaakte.
Ooit heeft zijn boek Le Carnaval de Romans (1979) mijn aandacht getrokken vanwege de slachting waarover het gaat. Maar toen ik het vandaag kocht vond ik — altijd sensatiebelust — helaas geen bloederige passages.
Het zal wel afgunst zijn maar ik heb altijd een hekel gehad aan Hugo Claus. Nu ja, altijd, zo lang ik me kan herinneren, eind jaren zeventig begin jaren tachtig dus.
Ik weet nog precies hoeveel plezier het me verschafte dat De leeuw van Vlaanderen (1984), door Claus geregisseerd, een hopeloze mislukking bleek.
Het verdriet van België (1983) las ik uiteraard niet.
Vele jaren later, in 2021 was dat, moest ik eens glimlachen om een tekst van Claus, het korte verhaal “Een gezonde gangster” (1954). Ik zag daarin het bewijs dat ik niet per se bevooroordeeld was jegens de man die ik altijd zo’n kwal had gevonden.
Ik ontdekte hem in 2008 toen ik zijn essay “Die Aporien der Avantgarde” (1962) las in een Nederlandse vertaling. Ik heb dat boek niet meer dus ik weet niet wie die vertaling deed.
Het stuk maakte wel wat indruk omdat de futiliteit van de avant-garde er uit de doeken gedaan werd. Of tenminste, futiliteit, dat is het juiste woord niet.
Maar Enzensberger durfde wel toen al, begin jaren zestig, het begrip avant-garde te relativeren. Als de regel in de creatieve sector wordt: het moet nieuw zijn, dan vestig je daar een nieuwe traditie mee en traditie is net waar avant-garde mee vecht. Op die manier heft de avant-garde zichzelf op. De postmodernist die ik toen was kon ik daar wel wat mee.
Ook het begrip aporia sprak mij aan. Het komt van ἀ- (niet, de zogenaamde privatieve ‘a’) en πόρος (póros, ‘passage’). Daar waar men niet doorheen komt. Mooi. Het onoverbrugbare, ondoorwaadbare, onpasseerbare.
Eigenlijk is het een van de eerste essays over ‘de dood van de avant-garde’ waar men pas veel later over zou gaan schrijven, toen het postmodernisme kwam. Het stuk bevat een genadeloze analyse van György Lukács kleingeestige verdediging van literair realisme en enkele stimulerende reflecties over de stompzinnigheid van het groeperen van kunstenaars in kunststromingen. Er zit ook een degelijke etymologische en semantische analyse van de term avant-garde bij.
Stefan Hertmans liet naar aanleiding van Enzensbergers dood op zijn Facebooktijdlijn een meter boeken van Enzensberger zien. Een kleine meter, dat wel. Het droeg wel wat bij tot zijn geloofwaardigheid. Van Hertmans dan.
Omdat ik bij Hertmans niet wilde achterblijven ging ik naar de universiteitsbieb maar vond er zo goed als niets. Bij de stadbibliotheek vond ik wel De telduivel (1997), dat heerlijk kinderboek dat wiskunde filosofische benadert.
Oh ja, Hans Magnus had een broer. Christian. Veel minder bekend maar van hem las ik wel een prikkelend boekje over vuil: Größerer Versuch über den Schmutz (1968), Groot essay over het vuil dus. Die broer stierf in 2009.
Creed Taylor was an American record producer and trumpeter known for two things. First, for bringing bossa nova to the United States and secondly, for his work in smooth jazz.
Prompted by Taylor’s death, I’ve been listening to “Bloop Bleep” (1965) by Gary McFarland and, to a lesser extent, to “Nautilus” (1974) by Bob James.
Claes Oldenburg was a Swedish-born American sculptor known for soft sculptures such as Giant Soft Drum Set in the first half of his career, and extra large artworks in the second half of his career.
Henri Garcin was a Belgian actor, born as Anton Albers in Antwerp to Dutch parents. In his twenties, he left for Paris to try his luck as an actor.
He found a place on the stage in several high-brow theatrical plays and went on to become a character actor in cinema, appearing in more than hundred French films.
In my universe he is of importance for playing in several Alex Van Warmerdam films: Abel, (1986), The Northerners, (1992) and The Dress, (1996), Grimm (2003) and Schneider vs. Bax (2015).
He also had parts in two films by fellow cult director Jos Stelling.
The first time that I saw Garcin was in 1986 in Cinema Cartoons in Antwerpen, when we went to see Warmerdam’s debut feature Abel.
In the clip above you can see the famous Christmas breakfast scene of that film, one of the best scenes of Dutch cinema by one of its most interesting filmmakers.