En in New York stierf Marian Zazeela, een Amerikaans kunstenaar die werkte met licht.
Ze was ook kalligrafist, muzikant, schilder en levenspartner van La Monte Young. Die leeft nog.
Rust zacht Marian.
En in New York stierf Marian Zazeela, een Amerikaans kunstenaar die werkte met licht.
Ze was ook kalligrafist, muzikant, schilder en levenspartner van La Monte Young. Die leeft nog.
Rust zacht Marian.
De Amerikaanse singer-songwriter Melanie had een mooie, hoge stem. Een hippiezangeres, zo noemde men haar een beetje neerbuigend, alsof ze alleen hippieliederen kon zingen.
We hebben vage jeugdherinneringen aan de compositie “Brand New Key” (1971) over een meisje dat met haar fiets voorbij het huis van een jongen rijdt waar ze verliefd op is. Ze rolschaatst er ook naartoe. Hij mijdt haar. Hij heeft een sleutel, zegt ze, wat gaan ze daar mee doen? Is het de sleutel die haar ontuchtige gevoelens zal ontsluiten?
Ook zijn moeder zit in het complot. Ze vraagt, ‘is hij thuis’ en zij antwoordt, ‘ja, maar hij is niet alleen.’
We blijven op onze honger over het slot waar de sleutel in past en wat achter slot en grendel verborgen ligt.
Niettemin, rust zacht Melanie.
Het lijk dat hier pas werd afgeleverd, pardon, stoffelijk overschot, was ooit de container van de ziel van Marlena Shaw.
Ik ken Marlena van “California Soul” (1969), een lied waarin ze het over geluid heeft dat in je oor blijft hangen van zonsondergang tot zonsondergang, geluid dat in de lucht hangt en dat je overal hoort, dat je vasthoudt, wat je ook doet. Het soort geluid dat je overal kan horen maar dat in California het helderst klinkt.
Ik ken ook de live-versie van “Woman of the Ghetto”, zoals in 1996 gesampled op Blue Boy’s “Remember Me”, waar zij naast het zinnetje ‘remember me? I’m the one who had your babies’ (ken je mij nog, ik heb je baby’s gebaard) de hele tijd ‘dingdiggidiggiding, dingdingding, diggiding’ zingt.
Jahsonic, mijn muzikale doodgraver, lacht een beetje met mijn gebrekkige kennis van het oeuvre van Marlena maar mijn tijd wordt alweer geconsumeerd door de volgende dode. Altijd maar doden.
Rust zacht Marlena.
Phill Niblock was een Amerikaans componist en filmmaker vooral gekend voor zijn minimalistische dronemuziek.
Representatief voor die stijl is zijn debuutalbum Nothin To Look At Just A Record (1982).
Dronemuziek – de term drone is verwant aan onze dreun – is een vorm van muziek waar een enkele noot in lagen op elkaar gelegd wordt. Dat creëert een repetitieve geluidsmassa die ondanks haar brij toch kalmerend werkt omdat alles op nagenoeg dezelfde frequentie vibreert.
De eerste drone die ik prachtig vond was die van de prelude van Das Rheingold (1869) zoals ik die leerde kennen in de film Nosferatu (1979) in de scène waarin een ruiter gedurende een dagenlange paardentocht van dat gedreun vergezeld wordt.
De dreunen van Nothin To Look At Just A Record (1982) hebben daar wel wat weg van.
Niblock had geen muzikale opleiding en ergens beschrijft hij hoe hij bij dat dreunen terechtkwam. Tijdens het motorrijden in de bergen van Carolina in de Verenigde Staten kreeg hij een openbaring. Hij hing tijdens een beklimming van een helling achter een langzaam rijdende dieselvrachtwagen toen het toerental van de motoren van beide voertuigen bijna synchroon liep.
‘De sterke fysieke aanwezigheid van de beats die het gevolg waren van de twee motoren die op licht verschillende frequenties draaiden, brachten me in zo’n trance dat ik bijna in een ravijn reed.’
Phill Niblock
Phill is inmiddels de allerlaatste ravijn ingereden.
Rust zacht Phill.
Les McCann was een Amerikaans pianist en zanger die actief was in de jazz, meer specifiek in een variant die aangeduid wordt met de term ‘soul jazz’, een kruising tussen het volkse van soul en de op artisticiteit aanspraak makende jazz*.
Nummers om nota van te nemen zijn “Sometimes I Cry” (1972), “Go On and Cry” (1974) en “Vallarta” (1977).
Van “Sometimes I Cry” werd de drumpartij door Massive Attack ‘gestolen’.
Het album Layers (1972) is dan weer opmerkelijk voor het vroege gebruik van elektronica op een jazzplaat.
Massive Attack waren niet de enigen die gingen snuisteren in de catalogus van McCann. Zo’n driehonderd artiesten sampleden zijn platen.
Ik heb aan Jahsonic – heb ik jullie al over Jahsonic verteld? – gevraagd hem naast Michel Sardaby te leggen. Stilistisch is er verwantschap. Bovendien zijn ze van hetzelfde jaar.
Rust zacht Les.
*Jazz kan sinds de Tweede Wereldoorlog op dat artistieke aanspraak maken, ttoen het gecanoniseerd werd.
Amp Fiddler was een Amerikaans zanger en muzikant, actief in funk, soul en dance.
Amp staat voor amplifier, Engels voor versterker.
Fiddler slaat op iemand die ‘fiddlet’, dus iemand die wat met knopjes aan het prutsen is.
De versterkers en de knopjes in kwestie zitten dan in en op keyboards, want Amp Fiddler was vooral bekend als toetsenist
Tot zijn bekendste composities hoort “Superficial” (2002).
Continue readingJean Knight was een Amerikaanse zangeres bekend van het nummer “Mr. Big Stuff” (1971) dat ze zong maar niet schreef.
In tegenstelling tot wat de Afro-Amerikaanse mythologie zou kunnen doen vermoeden, is de stuff van Mr. Big Stuff niet zijn fallus maar zijn auto, zijn chique kleren en alle andere rijkdommen waarover hij beschikt.
Jean van haar kant is niet onder de indruk: ‘het is niet omdat jij wat met je bezittingen komt pronken dat ik mijn liefde aan jou kan schenken.’
Dat is wel zo verstandig van haar.
Rust zacht Jean.
Carla Bley was een Amerikaanse componiste onder andere gekend voor albums zoals Escalator over the Hill (1971) en Dinner Music (1977).
Escalator over the Hill is een operaproject in de stijl van Kurt Weil en Dinner Music is een lounge-achtige plaat met nummers zoals “Dining Alone”.
“Dining Alone”. Alleen dineren. Ook ik eet vaak alleen. Ik ga dan vroeg zodat ik als eerste bediend word. Daarna keer ik huiswaarts om verder te werken. Geen boodschappen. Geen afwas. Gewoon eten. Een dag vlees. Een dag kip, want elke dag rund eten verhoogt het risico op darmkanker.
Terug naar de muziek.
Carla speelde ook mee op een paar The Golden Palominos elpees. Minstens twee.
Wie denkt met de twee platen hierboven iets over de aard van het werk van mevrouw Bley te kunnen zeggen, dwaalt. Hij moet naar “Lawns” (1987) luisteren van de elpee Sextet uit datzelfde jaar.
Ik leg mevrouw Bley op het jazzperk. Daar arriveerden dit jaar ook Richard Davis, Peter Brötzmann, Carlos Garnett en Wayne Shorter, om er maar een paar te noemen.
Ik maak nooit praatjes met de jazzliefhebbers die er langskomen, ze zijn vaak zo humorloos.
Rust zacht Carla.
In New York stierf de Schotse acteur David McCallum. Hij werd 90 en was bekend van film en televisie. Hoewel ik het nooit gezien heb, heeft The Man from U.N.C.L.E. (1964-1968) me altijd wel aangesproken.
McCallum werkte ook met David Axelrod aan een een nummer dat bijna integraal gesampeld werd door Dr. Dre met gastvocalen van Snoop Dogg. Het zal hem de volgende jaren van de vergetelheid redden.
In de Verenigde Staten stierf bassist Richard Davis. Hij was vooral actief binnen het jazz genre.
Maar Davis speelde ook bas op Astral Weeks (1968) van Van Morrison, een plaat waar ik veel naar geluisterd heb als tiener.
Continue reading