Boek met de gelijknamige titel van het essay “The Necessity of Artifice” uit 1971.
Ook voor architectuurhistoricus Joseph Rykwert had de dood het laatste woord.
Rykwert schreef “The Necessity of Artifice” (1971) een essay waarvan ik vermoed dat het een stijlbreuk is met de ornament-is-misdaad soberheid van Bauhaus en de Internationale Stijl, een stijlbreuk die uiteindelijk zou leiden tot het postmoderne ornament- en kleurrijke design van Memphis Milano, maar heel zeker ben ik daar niet van, om eerlijk te zijn, ben ik daar helemaal niet zeker van.
De Belgische fotograaf Herman Selleslags stierf. Het doet me denken aan mijn kindertijd en pubertijd, de HUMO-jaren.
Interview met Selleslags, onder andere hoe hij er in slaagde de Rolling Stones te interviewen.
In Intimiteit onder de melkweg (1994) schrijft Herman de Coninck over de fotograaf:
‘In elk geval herinner ik me dat Herman Selleslags vaak zei dat deze of gene een smoel had waar hij niets mee kon aanvangen. Zoals er natuurlijk ook mensen zijn met wie je niets kunt aanvangen.’
In 2016 dook het werk van Selleslags uiteraard ook op in de voortreffelijke docuserie België scherpgesteld van Bucher en Buedts en daarin werd ook het licht geschenen over die beruchte foto van de zijn roes uitslapende man in de Pelikaanstraat, in de buurt van discotheek Samson waar wij indertijd nachtbraakten.
Philip Zimbardo kwam aan zijn eind. Zimbardo was een Amerikaanse psycholoog die vooral bekend werd met zijn Stanford gevangenisexperiment uit 1971 dat moest bewijzen dat mensen aangeboren wreedaards zijn.
Rutger Bregman zou wat gaten in Zimbardo’s onderzoek schieten in zijn boek De meeste mensen deugen (2019) — hij was er namelijk achter gekomen dat de Amerikaan weldegelijk instructies had gegeven aan de gevangenisbewaarders om zich als halve varkens te gedragen — maar het grote plaatje veranderde weinig.
Want, Rutger, je hebt gelijk, de meeste mensen deugen inderdaad. Maar de meeste mensen zijn ook erg dom en bovendien erg volgzaam en het gros van deze brave mensen dachten het goede te doen toen ze de orders van Stalin, Hitler, Mao en Pol Pot uitvoerden. Hoe dat afgelopen is weten we allemaal.
Michel Blanc was een Frans acteur, schrijver en regisseur bekend voor zijn rollen als kalende — weinig mannelijke — loser en hypochonder.
Trailer voor Monsieur Hire (1989) van Patrice Leconte, set to “Piano Quartet, opus 25” van Brahms.
Leerde ik hem kennen via Monsieur Hire (1989) van Patrice Leconte; of zag ik hem voor het eerst in Je t’aime moi non plus (1975) waarin hij een klein rolletje heeft?
Dat is van weinig belang want in Monsieur Hire, de verfilming van de ‘roman dur’ van Georges Simenon, komt Blanc voor het eerst volledig tot zijn tragisch recht als eenzame voyeur wiens verliefdheid hem fataal wordt en het is in die hoedanigheid dat ik mij hem zal blijven herinneren.
De film deed mij ook met Brahms kennismaken want toen ik hem gezien had op VHS, zag ik mij een paar dagen later genoodzaakt terug te keren naar de videotheek aan het Stadspark om hen te vragen de eindgeneriek nog eens af te spelen om de titel van de compositie te leren kennen die door mijn hoofd was blijven spoken: “Piano Quartet, opus 25” van Brahms.
“Me and Bobby McGee” (1971) in de versie van Janis Joplin
In de Verenigde Staten stierf Kris Kristofferson, bekend als countryzanger en acteur.
Hij was de co-auteur van “Me and Bobby McGee” (1971), bekend van de versie van Janis Joplin en voor de onvergetelijke verslijn, ‘vrijheid is gewoon een ander woord voor niks te verliezen hebben.’
Een uiterst mooie man, zegt mijn vrouwelijke ceremoniemeester Joconda die erg van hem genoten heeft in A Star Is Born (1971) waarin hij een zelfdestructieve rockmuzikant speelt.
In de Verenigde Staten stierf Fredric Jameson, de marxistische intellectueel die misschien nog wel bekendst werd met een uitspraak die hij niet zelf bedacht:
‘Het is tegenwoordig gemakkelijker je het einde van de wereld voor te stellen dan het einde van het kapitalisme.’
Hij schreef die uitspraak toe aan iemand en die iemand was H. Bruce Franklin (1934 – 2024) van wie het toeval wil dat die ook eerder dit jaar overleed.
Caterina Valente was een Frans-Italiaanse zangeres uit de tijd dat Europese liedjes nog vertaald werden; het San Remo songfestival nog Europees talent spotte en het variété-televisietijdperk op het punt stond uit te sterven na de komst van rock en punk. Alleen zeventigplussers herinneren zich haar nog. Op een van haar leukste stukjes YouTube zie je Valente samen met Dean Martin in een komische versie van “One note samba.” Ze had een bijzonder heldere stem.
Een van haar songs ging onlangs nog viraal op TikTok: “Bongo la, bongo cha cha” uit 1959.
Zo zong ze:
Bongo la, bongo cha cha cha Vertel me over Zuid-Amerika Wat ze daar zeggen Zijn misschien verzinsels en niets meer
Frankie Beverly was een Amerikaanse zanger populair op de Northern Soul scene. De vampiers van de nacht (en dat zijn wij doodgravers allemaal) die wat later geboren zijn, kennen hem voornamelijk van “Twilight” (1985).
Jahsonic kwam me vertellen dat hij een mixtape aan het maken rond die song. “Mellow, Mellow Right On” (1978) van Lowrell Simon en “Can You Feel It?” (1986) van Larry Heard staan erop. Hij gaat er ook nog enkele Wally Badarou tracks bijzetten want daar doet “Twilight” toch wel heel erg aan denken. “Hi-Life” (1984) bijvoorbeeld.
In de Verenigde Staten stierf de ‘parolier’ Will Jennings. Een songschrijver is in principe altijd minder bekend dan een zanger en een ‘parolier’, iemand die de teksten van liedjes schrijft dus, is nóg minder bekend bij het grote publiek dan iemand die ook de muziek schrijft, althans die indruk heb ik toch.
“Street Life” (1979)
Will Jennings schreef “Street Life” (1979) voor The Crusaders en “Didn’t We Almost Have It All” (1987) voor Whitney Houston. Zeggen dat hij misschien wel bekendst was voor “Up Where We Belong” van de film An Officer and a Gentleman (1982) is maar een halve waarheid want Jennings was een regelrechte hitmachine.
“Didn’t We Almost Have It All” (1987) voor Whitney Houston
Voor Jahsonic en mij is het vooral “Street Life” dat werkt.