Wat cultuurpessimistisch gezeur van de regisseur, over hoe er steeds sneller gemonteerd wordt zodanig dat wij nietsvermoedende consumenten belet worden na te denken.
Peter Watkins was een Engelse filmmaker wiens vijf minuten bekendheid zich voltrok in de jaren zestig toen hij een fake documentaire uitbracht over wat de gevolgen zouden zijn van een nucleaire oorlog in Engeland.
Daarna ging hij films maken die een kruising waren tussen Herbert Marcuse en Guy Debord, maar minder slim dan de eerste en niet zo spectaculair als de tweede.
Hij krijgt een plaats naast Godard, die zal dat misschien niet zo fijn vinden, maar ook die is dood en de doden hebben weinig zeggenschap.
Susan Brownmiller was een Amerikaanse feministe die vooral bekend is voor haar boek Against our will: Men, women, and rape (1975), vertaald als Tegen haar wil: mannen, vrouwen en verkrachting.
Het bekende citaat uit Against our willDe cover van Against our will
Against our will stelt dat ‘vanaf de prehistorie tot nu, verkrachting een cruciale rol heeft gespeeld. Het is niets meer of minder dan een bewust mechanisme van intimidatie waarmee alle mannen alle vrouwen in een staat van angst houden’.
Nu weet ik wel dat verkrachting een problematisch begrip is, zo is het bijvoorbeeld tegelijkertijd wél en geen vier-letter-woord (zie noot1), maar zeggen dat alle mannen verkrachting gebruiken als een bewust mechanisme om alle vrouwen te onderdrukken, is een brug te ver. Het doet denken aan de recent overleden Sandra Harding (1935 – 2025) die in 1986 van oordeel was dat Newtons Principia mathematica een ‘verkrachtingshandleiding’ is.
In datzelfde Against our will definieert Brownmiller pornografie als de ‘onversneden essentie van antivrouwenpropaganda’ en vergelijkt ze het met enerzijds de antisemitische propaganda van het Derde Rijk die de ideologische basis legde voor de Endlösung, en anderzijds met het goedpraten van ‘n-woord’-grapjes die de onderdrukking van de zwarten bestendigt.
Het boek past binnen een feministische traditie van de jaren zeventig die paradoxaal genoeg even extreem als toonaangevend was.
De Nederlandse vertalingen in dit stuk zijn van de auteurs van deze blog.
Noot 1: Verkrachting is een van de meest verwerpelijke daden die de mens kent. Toch is het woord verkrachting geen taboe woord. Dat is wel zo voor bijna alle woorden die te maken hebben met a) de ontlasting en b) de voortplanting. Je zegt bijvoorbeeld niet schijten, kakken, pissen in beleefd gezelschap en evenmin neuken, poepen, kut en lul. Dat soort woorden gebruik je niét bij je eerste bezoek aan je schoonfamilie, om maar iets te zeggen.
Sandra Harding was een Amerikaanse academica bekend omwille van haar uitlating dat Newtons Philosophiæ naturalis principia mathematica (1687) als een ‘verkrachtingshandleiding’ kan gelezen worden. Ze deed die boude uitspraak in haar boek The science question in feminism (1986, NL: ‘De wetenschapsvraag in het feminisme’).
De gewraakte passage in het werk van Harding die gewag maakt van de ‘rape manual’, de verkrachtingshandleiding dus.
Achteraf had ze spijt van die uitspraak.
Nochtans had ze er wel wat over nagedacht. Het ging haar over de metaforen die Newton bezigde. In haar boek ging de gedachtengang zo:
‘Het begrijpen van de natuur als een vrouw die onverschillig staat tegenover verkrachting of deze zelfs toejuicht, was … is fundamenteel voor de interpretaties van deze nieuwe opvattingen over natuur en onderzoek.’
Harding gebruikt naast de term ‘rape’ (verkrachting), de term ‘torture’ (martelen) in relatie tot het onderzoek van Bacon, Newton en Machiavelli.
Groot nieuws. Alain Delon is dood. Filmsterren, net als popsterren, zijn de nieuwe koninklijke hoogheden. En in de filmwereld was Delon misschien wel de koning der koningen, zeker in Frankrijk, zeker van zijn generatie. Had Elvis nog geleefd — ook in 1935 geboren — dan had Delon de titel misschien moeten delen met die Amerikaanse rocker, maar dan alleen voor de looks, want Presley kon niet acteren en Delon kon dat wel.
Criterion trailer for films feat. Alain Delon
Ik ga de droeve feestelijkheden van deze teraardebestelling volledig aan mijn doodgraver Giuseppe overlaten want ik hou me momenteel bezig met de renovatiewerken op het filosofenperk, de toestand is daar werkelijk zeer ernstig. Stel dat Sloterdijk morgen komt te overlijden en het ligt erbij zoals het er nu bijligt, ik schaam me dood. Dodenstad heeft een reputatie hoog te houden.
Ik herinner me hem als detective in Klute (1971) en hoe mooi ik Jane Fonda vond in die brave maar toch perverse film.
Ik herinner me Donalds schreeuwende gezicht helemaal op het einde van Invasion of the Body Snatchers (1978), het moment dat ook hij een ‘body snatcher’ geworden is.
Van Don’t Look Now (1973) herinner ik me scènes in een Venetiaanse kerk. En dat de seks daar echt zou geweest zijn, niet geacteerd.
Sutherland speelt ook de naar Amerika uitgeweken excentrieke Oostenrijker Wilhelm Reich (1897 – 1957) in de videoclip voor “Cloudbusting” (1985) van Kate Bush. Samen met Kate sjouwt hij een regenmachine een berg op terwijl de FBI op het punt staat hem in te rekenen. De regenmachine is een prachtig steampunk-artefact van het team dat de ‘alien’ in Alien (1979) maakte.
Albert Heath was een Amerikaans drummer, de laatste levende van de gebroeders Heath.
“Smiling Billy Suite Pt.II” (1975) van de Heath Brothers
Zoals de meeste Gen X melomanen die opgroeiden met vinyl maar overstapten op CD’s (de muzikale fraude van de eeuw), ontdekte ik meneer Heath op de Soul Jazz Love Strata-East (1994) compilatie.
Op die verzameling staat “Smiling Billy Suite Pt.II” (1975) van het album Marchin’ On (1975) van de Heath Brothers.
En we blijven nog even in de Verenigde Staten. Daar sterft de acteur M. Emmet Walsh en omdat hij nooit een hoofdrol maar altijd bijrollen speelde, noemen we hem een karakteracteur.
Ik heb veel sympathie voor karakteracteurs.
Ook heb ik de beste herinneringen aan Blood Simple (1984) het regiedebuut van de gebroeders Coen waar Walsh de privédetective speelt die de opdracht krijgt een overspelig koppel te vermoorden.
De badkamerscène in Blood Simple
Er is een geweldige scène waarin de overspelige vrouw — het acteerdebuut van Frances McDormand dan weer — de hand van de detective eerst tussen de vensterbank en het schuifraam plet, vervolgens datzelfde hand met een mes doorboort en vastprikt in het hout. Pijnlijk gruwelijk en uitstekend gebracht door Walsh en McDormand. Een monsterlijk meesterlijk schouwspel.
Miss Jasmin fantaseert dat ze levend gekookt wordt.
Voor ik doodgraver werd, was ik koerier, barman, verkoper, informaticus en leerkracht.
Toen Bagdad Cafe (1987) van Percy Adlon uitkwam was ik tweeëntwintig en verliefd. Misschien koerier, misschien barman. Aan het woord hartverwarmend heb ik vandaag een hekel, toch is het de meest trefzekere omschrijving van deze film.
Gisteren heb ik hem opnieuw gezien en ik vond hem even sterk als toen. Oké, Miss Jasmin is een witte redder, en ja, tijdens de opnames van de film is zij in een pot ‘kokend’ water gaan zitten terwijl rond haar dansende ‘wilden’ joelen van de bloeddorst. Dat kan je nu niet meer maken.
Alles speelt zich af aan een truckstop, een typische non-plaats die tot de verbeelding spreekt, dat wist Gainsbourg ook toen hij Je t’aime moi non plus opnam.
Op zo’n truckstop strandt de Duitse toeriste Jasmin. Ze vindt er een overwerkte eigenares, een lichtzinnige dochter, een door Bach bezeten zoon, een krijsend kleinzoontje, een overjaarse hippie-filmdecorschilder en een boemerangende backpacker.
Zij, lijder aan schoonmaakwoede, kinderloos maar met een groot zorgend hart, poetst er de watertank — het iconische beeld van de film — en wordt uiteindelijk de mater familias van dat verloren woestijngezelschap.
In de Verenigde Staten stierf de Amerikaanse kunstenaar Carl Andre. Hij was bekend voor twee dingen. Ten eerste Equivalent VIII (1966), een ‘kunstwerk’ bestaande uit een stapel van honderdtwintig vuurvaste bakstenen. Ten tweede zijn huwelijk met kunstenaar Ana Mendieta, wiens videowerk onlangs nog in het Middelheim te zien was. Toen die in 1985 na een ruzie met hem uit het raam van hun appartement op de 34ste verdieping viel en stierf, was hij de hoofdverdachte. Hij werd bij gebrek aan bewijs vrijgesproken.
Ik hou niet zo van zijn werk, en van het minimalisme in de kunsten ben ik sowieso een koele minnaar.
In de gedateerde maar geestige achtdelige televisiedocumentaire The Shock of the New (1980), fileert Robert Hughes de ontologie van Equivalent VIII . Dat hij daar de pissijn van Duchamp niet bij betrekt neem ik hem maar een beetje kwalijk, omdat ik van dat pissijn wél hou.
Hughes zegt:
‘Het wezenlijke verschil tussen een sculptuur als Andre’s Equivalent VIII, 1978, en elk ander kunstwerk dat daarvoor in het verleden bestond, is dat Andre’s reeks bakstenen niet slechts gedeeltelijk, maar volledig afhankelijk is van het museum voor zijn context. Een Rodin op een parkeerplaats is nog steeds een misplaatste Rodin; Andre’s bakstenen op dezelfde plaats kunnen alleen maar een stapel bakstenen zijn.’