Er is een andere wereld maar hij zit in deze wereld. Dat denk ik als ik het stoffelijk overschot van Roger Corman in ons lijkenhuis zie toekomen.
Roger Corman stierf. Hij werd 98. De films van Corman hadden een immense invloed op de manier waarop ik naar films ben gaan kijken. Eens homevideo kwam in de jaren negentig, schuimde ik — het boek Cult Movie Stars (1991) in de hand — de Antwerpse videotheken af op zoek naar pareltjes van Amerikaanse commerciële cinema. Dan duurt het niet lang eer je Corman tegenkomt. Na een jarenlang dieet van de bittere ernst van staats-gesubsidieerde arthouse cinema kom je erachter dat film ook gewoon pretentieloos plezier kan zijn.
In Marokko stierf de Amerikaanse componist Richard Horowitz die vooral voor zijn filmwerk bekend werd. Jahsonic, mijn melomane doodgraver, wees mij op een compositie die nogal populair is in het ambient en balearic circuit. De titel is “Marnia’s Tent” en hij staat op de soundtrack van The Sheltering Sky (1990) die hij samen met Ryuichi Sakamoto schreef.
Mijn aandacht ging voornamelijk naar Eros in Arabia (1981) omdat ik nu eenmaal een erotomaan ben.
Patti Astor is gestorven. Ze was bekend voor haar prominente aanwezigheid in de kunstscene in het New York van de jaren zeventig en tachtig. Als men de getuigenissen mag geloven was ze daar koningin van, wereldbekend in NYC.
En we blijven nog even in de Verenigde Staten. Daar sterft de acteur M. Emmet Walsh en omdat hij nooit een hoofdrol maar altijd bijrollen speelde, noemen we hem een karakteracteur.
Ik heb veel sympathie voor karakteracteurs.
Ook heb ik de beste herinneringen aan Blood Simple (1984) het regiedebuut van de gebroeders Coen waar Walsh de privédetective speelt die de opdracht krijgt een overspelig koppel te vermoorden.
Er is een geweldige scène waarin de overspelige vrouw — het acteerdebuut van Frances McDormand dan weer — de hand van de detective eerst tussen de vensterbank en het schuifraam plet, vervolgens datzelfde hand met een mes doorboort en vastprikt in het hout. Pijnlijk gruwelijk en uitstekend gebracht door Walsh en McDormand. Een monsterlijk meesterlijk schouwspel.
David Bordwell (1947-2024) was een Amerikaans filmtheoreticus en historicus, onder andere auteur van Film Art (1979) een handboek waarmee onderwijzers van filmwetenschappen hun leerlingen leren wat film is.
Hij wordt geassocieerd met een methodologische benadering die bekend staat als formalisme. Het is een benaming die hij zelf niet gezocht heeft maar die hij heeft gekregen vanwege zijn verzet tegen de interpretatieve benaderingen die in de mode waren vanaf de late jaren zestig tot het einde van de twintigste eeuw in magazines als Cahier du cinéma in Frankrijk en Screen in het Verenigd Koninkrijk.
Nog twee jaar en hij was honderd geworden. Dat overkomt maar twee mensen op de tienduizend. Norman Jewison was een Canadees regisseur die we ons vooral herinneren als regisseur van In the Heat of the Night (1967), bij ons uitgebracht als De nacht van inspecteur Tibbs.
Een zwarte politieagent (Sidney Poitier) uit het noorden van de VS wordt opgepakt voor een moord in het dan nog erg racistische zuiden. Niemand weet dat hij een flik is.
Als hij bij de commissaris (Rod Steiger) van dat stadje gebracht wordt, zegt die als hij het identiteitsbewijs van Poitier ziet:
‘Virgil? Dat is een grappige naam voor een n***rjongen uit Philadelphia. Hoe noemen ze je daar?’
In Frankrijk stierf Otar Iosseliani, een in Georgië geboren schijnbaar vergeten filmmaker.
In 1982 week hij uit naar Frankrijk en daar maakte hij Les Favoris de la lune (1984), een film die objecten eerder dan mensen als hoofdpersonages heeft.
Een porseleinen servies en een 19de-eeuws schilderij gaan van hand tot hand.
Het schilderij, bij elke diefstal uit de lijst gesneden, wordt steeds kleiner en het porseleinen servies breekt op het einde van de film in duizend stukken.
De titel van de film verwijst naar Shakespeares Henry IV, waarin de dieven ‘the minions of the moon’, de gunstelingen van de maan, genoemd worden.
Het concept van objecten als personages doet denken aan de Amerikaanse film Twenty Bucks (1993) waar een 20 dollar biljet de ‘hoofdrol’ speelt.
Hij behoorde tot de school van Alex van Warmerdam (Abel, Ober, Borgman) en Jos Stelling (De illusionist), twee van mijn favoriete Nederlandse filmmakers.
Er was in België niets rond van der Woudes dood te doen en ook in Nederlands scheen hij grotendeels vergeten.
Op YouTube vind je film De wisselwachter van Jos Stelling. Zelfs met de nergens-op-slaande Engelse ondertitels en de Russische overdubs is de film nog een plezier om te kijken.
Van der Woude speelt de wisselwachter in een klein verlaten stationnetje waar op een dag een chique Française strandt. Ze zal er een jaar blijven; vier seizoenen lang in dat naamloze desolate landschap. Er wordt amper gesproken, zoals wel meer gebeurt in de films van Stelling.
Van een van zijn films heb ik ontzettend genoten, dat was Paper Moon (1973) waarin zijn dochter Tatum zijn sidekick is.
Love Story (1970) zag ik nooit, maar ik ken de muziek van Francis Lai, “Where do I begin” wel.
Van Barry Lyndon (1975) weet ik dat ik hem veel te jong zag in — als ik me niet vergis — de Monty, de bioscoopzaal in de Montignystraat in Antwerpen, samen met mijn vader, die een filmfreak was.
Steven De Foer noteerde heel scherpzinnig in De Standaard:
‘Zoals vaker had O’Neal wel de hoofdrol, maar werd er niet over hem gepraat. Hij was een meer dan behoorlijk acteur en een fysiek aantrekkelijke man, maar straalde te weinig persoonlijkheid uit – te vlak om zich te kunnen meten met veel van zijn tegenspelers, cinematografisch grootmeesterschap of meeslepende filmmuziek.”
Steven De Foer
Meer dan behoorlijk acteur, fysiek aantrekkelijk maar te vlak en te weinig uitstraling.
En dan stel ik mij de vraag: wat precies straalt iemand uit als hij iets uitstraalt?