Wolf Erlbruch was een Duits illustrator en schrijver van kinderboeken, misschien best gekend omwille van zijn boek Over een kleine mol die wil weten wie er op zijn kop gepoept heeft (1989, Duits: Vom kleinen Maulwurf, der wissen wollte, wer ihm auf den Kopf gemacht hat).
Het verhaal van die mol die met een drol op zijn hoofd op zoek gaat wie die daar gelegd heeft, was een favoriet die ik graag voor mijn kleinsten voorlas. Ik hou van verhalen over poep. Alles wat met poep te maken heeft, vind ik interessant. Ik ben een scatofiel, zou je kunnen zeggen.
Erlbruch schreef ook over de dood en over de betekenis van het leven.
Dominique Lapierre (1931 – 2022) was een Frans schrijver gekend voor boeken als Is Paris Burning? (1965).
De titel verwijst naar een gefrustreerde Hitler die – toen hij doorhad dat hij Parijs wel eens zou kunnen verliezen – de opdracht gaf Parijs af te branden, met de grond gelijk te maken. In de stijl: ‘als ik het niet kan hebben, dan zal niemand het hebben.’
Hij liet bommen plaatsen op alle Parijse bruggen en op heel wat monumenten. Waarom die niet ontploften, weet ik niet.
De film – er is ook een film – is vooral interessant omdat je er heel wat ontvolkte Parijse locaties in kan zien.
Ik ontdekte hem in 2008 toen ik zijn essay “Die Aporien der Avantgarde” (1962) las in een Nederlandse vertaling. Ik heb dat boek niet meer dus ik weet niet wie die vertaling deed.
Het stuk maakte wel wat indruk omdat de futiliteit van de avant-garde er uit de doeken gedaan werd. Of tenminste, futiliteit, dat is het juiste woord niet.
Maar Enzensberger durfde wel toen al, begin jaren zestig, het begrip avant-garde te relativeren. Als de regel in de creatieve sector wordt: het moet nieuw zijn, dan vestig je daar een nieuwe traditie mee en traditie is net waar avant-garde mee vecht. Op die manier heft de avant-garde zichzelf op. De postmodernist die ik toen was kon ik daar wel wat mee.
Ook het begrip aporia sprak mij aan. Het komt van ἀ- (niet, de zogenaamde privatieve ‘a’) en πόρος (póros, ‘passage’). Daar waar men niet doorheen komt. Mooi. Het onoverbrugbare, ondoorwaadbare, onpasseerbare.
Eigenlijk is het een van de eerste essays over ‘de dood van de avant-garde’ waar men pas veel later over zou gaan schrijven, toen het postmodernisme kwam. Het stuk bevat een genadeloze analyse van György Lukács kleingeestige verdediging van literair realisme en enkele stimulerende reflecties over de stompzinnigheid van het groeperen van kunstenaars in kunststromingen. Er zit ook een degelijke etymologische en semantische analyse van de term avant-garde bij.
Stefan Hertmans liet naar aanleiding van Enzensbergers dood op zijn Facebooktijdlijn een meter boeken van Enzensberger zien. Een kleine meter, dat wel. Het droeg wel wat bij tot zijn geloofwaardigheid. Van Hertmans dan.
Omdat ik bij Hertmans niet wilde achterblijven ging ik naar de universiteitsbieb maar vond er zo goed als niets. Bij de stadbibliotheek vond ik wel De telduivel (1997), dat heerlijk kinderboek dat wiskunde filosofische benadert.
Oh ja, Hans Magnus had een broer. Christian. Veel minder bekend maar van hem las ik wel een prikkelend boekje over vuil: Größerer Versuch über den Schmutz (1968), Groot essay over het vuil dus. Die broer stierf in 2009.
Hilary Mantel was een Brits auteur die de laatste jaren vooral in de aandacht kwam omwille van haar historische fictiewerken die zowel door publiek als kritiek geprezen werden.
In mijn universum is ze van belang omdat ze Giulio Camillo uit de kast haalde en onder de aandacht haar lezers bracht.
Giulio Camillo – Mantel noemt hem Guido – ontwierp een geheugenmachine, een method of loci, een geheugenplaatsmethode, een fysiek theatertje bestaande uit schuifjes waarin stukjes informatie geborgen zitten.
“Ik herinner me, zegt hij, ik herinner me Calais, de alchemisten, de geheugenmachine. ‘Guido Camillo bouwt hem voor François, zodat geen koning ter wereld wijzer is dan hij, maar de sukkel zal hem nooit leren gebruiken.”
Zo staat het in haar roman Wolf Hall (2009).
Elke vernoeming van Camillo zal uiteindelijk en onvermijdelijk naar het onovertroffen boek van Frances Yates uit 1965 leiden dat de titel draagt The Art of Memory, het standaardwerk over de geschiedenis van de kunst van het onthouden.
Voor uw amusement geef ik u een gravure uit Utriusque, een boek van Robert Fludd dat Yates in haar The Art of Memory vermeldt.
Het toont een man in zijaanzicht. Vanuit zijn oog der verbeelding, zijn oculus imaginationis straalt een aantal lijnen die wijzen naar vijf beelden, waaronder een obelisk.
Hij begrijpt de kunst van het onthouden.
U vraagt zich af of iemand die beeldverwijzingen, al die dingen die die man probeert te onthouden, al in kaart heeft gebracht?
Ja hoor, Yates deed het in haar boek dat ik net vermeldde:
“We see a man with a large ‘eye of imagination’ in the fore part of his head; and beside him live memory loci containing memory images. Five is Fludd’s favourite number for a group of memory places, as will appear later, and the diagram also illustrates his principle of having one main image in a memory room. The main image is an obelisk; the others are the Tower of Babel, Tobias and the Angel, a ship, and the Last Judgment with the damned entering the mouth of Hell—an interesting relic in this very late Renaissance system of the mediaeval virtue of remembering Hell by the artificial memory.”
En dat, dames en heren, laat ik even onvertaald omdat ik mij alweer moet haasten naar de volgende dode.
Peter Straub was an American novelist best known for horror and supernatural fiction novels such Julia (1975), Ghost Story (1979) and The Talisman (1984), which he co-wrote with Stephen King.
1953 also saw the appearance of Fahrenheit 451 by Ray Bradbury, Junkie by William Burroughs, Watt by Samuel Beckett, The Portrait of an Englishman in His Chateau by André Pieyre de Mandiargues and Waiting for Godot by Samuel Beckett.
This happened in 2021, but I only found out today.
Russ Kick (1969 – 2021) was an American writer and publisher, founder of The Disinformation Company and editor of such books as You Are Being Lied To (2001) and Everything You Know Is Wrong (2002).