Wij spelen tijdens haar teraardebestelling het nummer “All gone” omdat het in de film The servant (1963) voorkwam en zij daar heel zwoel klinkt. Wij hielden van die film. Het nummer is van de hand van haar man John Dankworth (1927 – 2010) die veel muziek schreef. Verder willen wij nog aanstippen dat Cleo ook een versie deed van Pierrot lunaire (1912) van Arnold Schoenberg.
Er is maar een nummer van Marianne Faithfull waar ik echt van hou, waarvan het lijkt alsof het voor mij persoonlijk is gemaakt, en dat is “Why D’Ya Do It” (1979).
“Why D’Ya Do It” (1979)
Waarom deed je wat je deed?
Vast werd Marianne tijdens haar 78-jarige leven meer dan eens bedrogen — wie overkwam het nooit? Maar misschien overkwam het Marianne vaker met haar liederlijke levensstijl tijdens de zedenverwildering van de jaren zestig, hobbelend langs de boulevard der gebroken dromen. Hoe het ook zij, toen ze het gedicht “Why D’Ya Do It” (1979) van Heathcote Williams (1941 – 2017) hoorde, wou ze het absoluut op plaat zetten, in haar autobiografie noemt ze het nummer haar Frankenstein.
Zowel Mark Moore als Erkki Rautio stuurden mij een bericht met de vraag of J. Saul Kane een plaats op Dodenstad kon krijgen. Kane is de man van platen als “Sex Sluts’N’Heaven” (1995). Ik heb er niet lang over moeten nadenken. alleen vind ik het jammer dat ik die plaat niet op de plechtigheid in Dodenstad zal kunnen afspelen. Jammer, maar ik begrijp het wel, die muziek past nu eenmaal niet bij de sfeer van een begraafplaats.
Peter Sinfield was een Engelse dichter en songschrijver bekend als medeoprichter en tekstschrijver van de rockband King Crimson. Hij schreef de tekst van “21st Century Schizoid Man” (1969) die ik hier voor de aardigheid vertaal :
Kattenpoot ijzeren klauw Neurochirurgen schreeuwen om meer Bij de gifdeur van paranoia De schizoïde mens van de eenentwintigste eeuw
–“21st Century Schizoid Man” (1969)
Die song vindt elke muziekliefhebber wel goed, ook zij die prog maar een koel hart toedragen en dat zijn er nogal wat.
Frank Auerbach was een schilder die ik niet kende. Nu ik zijn werk onder ogen krijg, merk ik de de dikke lagen verf. Auerbach wordt in een adem genoemd met Lucian Freud en Francis Bacon maar verdiende nooit het grote geld dat zijn vrienden binnenrijfden. Ook niet achteraf, als zijn doeken voor miljoenenbedragen doorverkocht werden, want op die meerwaarde krijgt een kunstenaar geen geld.
Ene Stephen Smith interviewt Frank Auerbach in 2015
‘We zijn alleen van de wieg tot het graf’, zegt hij in een interview en ik vind de uitspraak vandaag bijzonder toepasselijk.
En in datzelfde interview zegt hij, als bewijs dat hij niet betreurt dat hij naast het grote geld gegrepen heeft:
‘Ik ben naar nachtclubs geweest dankzij Lucian en ik ben naar chique restaurants geweest dankzij Francis.’
Over de dikke lagen verf die Auerbach bezigde: dat soort dikke verf noemt men impasto en ik moet onmiddellijk aan de Nederlandse popartkunstenaar Bram Bogart (1921 – 2012) denken die de impasto naar absurde diktes leidde.
Boek met de gelijknamige titel van het essay “The Necessity of Artifice” uit 1971.
Ook voor architectuurhistoricus Joseph Rykwert had de dood het laatste woord.
Rykwert schreef “The Necessity of Artifice” (1971) een essay waarvan ik vermoed dat het een stijlbreuk is met de ornament-is-misdaad soberheid van Bauhaus en de Internationale Stijl, een stijlbreuk die uiteindelijk zou leiden tot het postmoderne ornament- en kleurrijke design van Memphis Milano, maar heel zeker ben ik daar niet van, om eerlijk te zijn, ben ik daar helemaal niet zeker van.
Dat ik een zwak voor sciencefiction heb weten mijn collega doodgravers maar al te goed. Dus dat Brian Stableford niet zomaar een dode is, dat zijn plotse aanwezigheid hier in Dodenstad mijn aandacht opeiste, is voor hen geen verrassing.
Stableford vertaalde Robida’s Le Vingtième Siècle (1883) naar het Engels.
Stableford was een Brits academicus, criticus en sciencefictionauteur met meer dan zeventig romans op zijn naam. Voor mij is hij vooral de man die heel wat teksten van steampunk-icoon Albert Robida en andere 19de-eeuwse Franse schrijvers binnen het speculatieve idioom vertaalde. Robida schreef een belangrijk hoofdstuk in de geschiedenis van de toekomst, Stablefords vertalingen hielden zijn herinnering in leven.
“Requiem (A Floating Leaf Always Reaches The Sea Dub Mix)” (1992) van Killing Joke
Geordie Walker was een Engelse gitarist bekend voor zijn lidmaatschap van Killing Joke. Hij is mede-auteur van de compositie “Love Like Blood” (1985) maar ik hou niet van die song.
Van “Turn to Red” (1979) hou ik wel enigszins, maar vandaag is het vooral de 1992 remix van “Requiem”, “Requiem (A Floating Leaf Always Reaches The Sea Dub Mix)” waarop de gitaarpartijen van de gestorvene te horen zijn, die ik onder uw aandacht wil brengen.