Wat cultuurpessimistisch gezeur van de regisseur, over hoe er steeds sneller gemonteerd wordt zodanig dat wij nietsvermoedende consumenten belet worden na te denken.
Peter Watkins was een Engelse filmmaker wiens vijf minuten bekendheid zich voltrok in de jaren zestig toen hij een fake documentaire uitbracht over wat de gevolgen zouden zijn van een nucleaire oorlog in Engeland.
Daarna ging hij films maken die een kruising waren tussen Herbert Marcuse en Guy Debord, maar minder slim dan de eerste en niet zo spectaculair als de tweede.
Hij krijgt een plaats naast Godard, die zal dat misschien niet zo fijn vinden, maar ook die is dood en de doden hebben weinig zeggenschap.
Dave Ball was een Engels componist en synthesizerspeler, de helft van de band Soft Cell die begin jaren tachtig wereldbekend werd met hun cover van “Tainted Love” (Verdorven liefde, ik hou van die titel).
Tainted Love
Het nummer stond op de elpee Non-Stop Erotic Cabaret maar hét nummer van die plaat was uiteraard “Seedy Films” met de tekst over eenzame geilheid en geile eenzaamheid, en de klarinetsolo van Dave Tofani.
Ik weet niet of ik het op een begrafenis moet vermelden, maar wist u dat er een video bestaat van het nummer “Sex Dwarf” (1981), ook op die elpee?
Sex Dwarf
Die clip werd geregisseerd door Tim Pope en toont een aantal volledig naakte vrouwen. Een van de vrouwen wordt gemarteld terwijl ze vastgebonden op een tafel ligt; andere vrouwen zijn bedekt met stukken vlees zoals je die normaal gezien aan de haken van slagers vindt. Halverwege wordt een dwerg uit een kist gelaten die wat met een kettingzaag gaat zwaaien. Heel Fura dels baus-achtig. De clip werd verboden vanwege expliciete, S&M-gerelateerde inhoud en op een gegeven moment in beslag genomen door de politie.
Hij is nooit openbaar uitgebracht, werd sporadisch vertoond in nachtclubs en onder de toonbank verkocht totdat hij op internet werd uitgebracht.
In Strict Tempo
En dan is er nog — want meer tijd zullen wij aan het draaien van liedjes tijdens de dienst niet kunnen besteden — de cultdanceplaat “In Strict Tempo” (1983) met het zeurderige vers-lijntje:
David Hirst sterft en ik moet denken aan het boekje 150 Palestijnse fabels (2015) dat ik ooit bij Permeke uitleende en dat mijn HUMO-beeld over Palestina volledig deed kantelen. Ik zeg HUMO omdat veel van wat ik als jonge twintiger wist van de wereld voortsproot uit mijn trouwe lezing van dat links-georiënteerde, rock-minnende, op disco-neerkijkende hippe weekblad. Had ik toen geweten wat ik nu weet, ik had elke week ook ‘t Pallieterke gelezen, dat lag namelijk bij mijn grootouders, maar dat is een ander verhaal.
Ik was zelfs zo beïnvloed door HUMO dat ik op een dag erg onaangenaam heb gedaan tegen Israëlische vrienden van mijn toenmalige echtgenote.
Mijn lezing van 150 Palestijnse fabels veranderde alles.
Het is maar een paar stappen van Terence Stamp naar de rest van Necropolis, u neemt links naar de Amerikaanse literatuur en u ziet van ver de tombe van Edgar Allan Poe die daar een centrale plaats inneemt.
In de Frans-Italiaanse omnibusfilm Histoires extraordinaires (1968) speelt Terence Stamp de uitgebluste acteur Toby Dammit die na wat roekeloos racen met een Ferrari zijn hoofd verliest. Het verhaal is gebaseerd op “Never Bet the Devil Your Head” (1841) van Poe maar die basis is wel heel magertjes want de enige overeenkomst is het letterlijk verliezen van het hoofd middels een gespannen ijzeren kabel.
The Ocean Fell into the Drop (2017)
Als u rechts neemt, komt u bij de sectie Italiaanse cinema, u herkent het graf van Pier Paolo Pasolini aan het grote kruis. ‘Pasolini was toch geen katholiek?’ ‘Toch wel, hij heeft zich in het vagevuur bekeerd.’ ‘Wat heeft Pasolini met Stamp te maken?’ ‘Hij speelt de hoofdrol in Teorema (1968), die nagenoeg stille film van een man die bij een bourgeois gezin belandt, daar met iedereen seks heeft, en de hele structuur van dat gezin uit elkaar rukt, een thema dat later nog zou verkend zou worden in Francois Ozons Sitcom (1998) en Borgman (2013) van Alex van Warmerdam.
Er is een voor mij herkenbare leegte in de melancholicus Stamp maar dat doet nu niets ter zake want …
Wij spelen tijdens haar teraardebestelling het nummer “All gone” omdat het in de film The servant (1963) voorkwam en zij daar heel zwoel klinkt. Wij hielden van die film. Het nummer is van de hand van haar man John Dankworth (1927 – 2010) die veel muziek schreef. Verder willen wij nog aanstippen dat Cleo ook een versie deed van Pierrot lunaire (1912) van Arnold Schoenberg.
Er is maar een nummer van Marianne Faithfull waar ik echt van hou, waarvan het lijkt alsof het voor mij persoonlijk is gemaakt, en dat is “Why D’Ya Do It” (1979).
“Why D’Ya Do It” (1979)
Waarom deed je wat je deed?
Vast werd Marianne tijdens haar 78-jarige leven meer dan eens bedrogen — wie overkwam het nooit? Maar misschien overkwam het Marianne vaker met haar liederlijke levensstijl tijdens de zedenverwildering van de jaren zestig, hobbelend langs de boulevard der gebroken dromen. Hoe het ook zij, toen ze het gedicht “Why D’Ya Do It” (1979) van Heathcote Williams (1941 – 2017) hoorde, wou ze het absoluut op plaat zetten, in haar autobiografie noemt ze het nummer haar Frankenstein.
Zowel Mark Moore als Erkki Rautio stuurden mij een bericht met de vraag of J. Saul Kane een plaats op Dodenstad kon krijgen. Kane is de man van platen als “Sex Sluts’N’Heaven” (1995). Ik heb er niet lang over moeten nadenken. alleen vind ik het jammer dat ik die plaat niet op de plechtigheid in Dodenstad zal kunnen afspelen. Jammer, maar ik begrijp het wel, die muziek past nu eenmaal niet bij de sfeer van een begraafplaats.
Peter Sinfield was een Engelse dichter en songschrijver bekend als medeoprichter en tekstschrijver van de rockband King Crimson. Hij schreef de tekst van “21st Century Schizoid Man” (1969) die ik hier voor de aardigheid vertaal :
Kattenpoot ijzeren klauw Neurochirurgen schreeuwen om meer Bij de gifdeur van paranoia De schizoïde mens van de eenentwintigste eeuw
–“21st Century Schizoid Man” (1969)
Die song vindt elke muziekliefhebber wel goed, ook zij die prog maar een koel hart toedragen en dat zijn er nogal wat.
Frank Auerbach was een schilder die ik niet kende. Nu ik zijn werk onder ogen krijg, merk ik de de dikke lagen verf. Auerbach wordt in een adem genoemd met Lucian Freud en Francis Bacon maar verdiende nooit het grote geld dat zijn vrienden binnenrijfden. Ook niet achteraf, als zijn doeken voor miljoenenbedragen doorverkocht werden, want op die meerwaarde krijgt een kunstenaar geen geld.
Ene Stephen Smith interviewt Frank Auerbach in 2015
‘We zijn alleen van de wieg tot het graf’, zegt hij in een interview en ik vind de uitspraak vandaag bijzonder toepasselijk.
En in datzelfde interview zegt hij, als bewijs dat hij niet betreurt dat hij naast het grote geld gegrepen heeft:
‘Ik ben naar nachtclubs geweest dankzij Lucian en ik ben naar chique restaurants geweest dankzij Francis.’
Over de dikke lagen verf die Auerbach bezigde: dat soort dikke verf noemt men impasto en ik moet onmiddellijk aan de Nederlandse popartkunstenaar Bram Bogart (1921 – 2012) denken die de impasto naar absurde diktes leidde.
Boek met de gelijknamige titel van het essay “The Necessity of Artifice” uit 1971.
Ook voor architectuurhistoricus Joseph Rykwert had de dood het laatste woord.
Rykwert schreef “The Necessity of Artifice” (1971) een essay waarvan ik vermoed dat het een stijlbreuk is met de ornament-is-misdaad soberheid van Bauhaus en de Internationale Stijl, een stijlbreuk die uiteindelijk zou leiden tot het postmoderne ornament- en kleurrijke design van Memphis Milano, maar heel zeker ben ik daar niet van, om eerlijk te zijn, ben ik daar helemaal niet zeker van.