Tag Archives: United States

RIP Dennis Budimir (1938 – 2023)

“Truth” (1959), met Chico Hamilton, op de elpee That Hamilton Man

Dennis Budimir was een Amerikaans gitarist, lid van The Wrecking Crew, een in Los Angeles gebaseerde groep van sessiemuzikanten.

Als studiomuzikant speelde hij mee op zo’n negenhonderd filmopnames en ontelbare pop- en jazzplaten. Hij bracht maar een vijftal platen onder eigen naam uit.

Hij werd 84.

Er staat een filmpje op YouTube waar hij met Bill Frisell en Bob Bain speelt en waarop vooral Bain en Budimir herinneringen ophalen.

Rust zacht Dennis.

RIP Russell Banks (1940 – 2023)

The story of The Sweet Hereafter 

In de Verenigde Staten overleed schrijver Russell Banks, bekend van The Sweet Hereafter (1991, ‘het zoete hiernamaals’), verfilmd door Atom Egoyan in 1997.

Banks was een politiek schrijver: zijn kritiek op globalisering en racisme doet denken aan Édouard Louis in Frankrijk.

En het verhaal van The Sweet Hereafter doet dan weer denken aan Simenons De medeplichtigen waar een bus met veertig kinderen omkomt. In beide gevallen, de schoolbus als rattenvanger van Hamelen.

Rust zacht Russell.

RIP Philip Pearlstein (1924 – 2022)

A Susan Wallner on Philip Pearlstein.

Philip Pearlstein was een Amerikaans schilder gekend voor zijn naakten. Die naakten waren niet echt ‘mooi’ en met ‘mooi’ bedoel ik de premoderne schoonheid van het mooie vrouwenlichaam of de prachtige zonsondergang.

De naakten van Pearlstein behoorden tot de categorie ‘cult van het lelijke’ die midden 19de eeuw de norm werd in de kunsten. Andere schilders in hetzelfde idioom zijn Stanley Spencer (1891 – 1959) en Lucian Freud (1922 – 2011).

Je zou hier ook Eric Fischl (* 1948) bij kunnen betrekken maar Fischl is toch meer onderdeel van de ‘cult van het mooie’, en dat laatste wil ik hier toch als ‘cult van het schone’ vertalen. Als ik hem tot de kunstenaars die het schone vieren reken, dan doe ik dat vooral op basis van zijn schilderij Bad Boy (1981), een van de hoogtepunten van de 20ste-eeuwse erotische kunst.

Niet alleen waren de naakten van Pearlstein niet ‘mooi’, ze waren ook niet ‘erotisch’. Het is natuurlijk een eigenschap van veel ‘erotische kunst’ dat ze niet echt “erotisch’ is. En met erotisch bedoelen wij hier opwindend. En met opwindend bedoel ik dan weer dat het bepaalde levenssappen laat stromen. Ik heb daarover uitvoerig geschreven in ‘Kan porno kunst zijn?’

Rust in vrede Philip.

RIP Irene Cara (1959 – 2022)

Irene Cara was een Amerikaanse zangeres bekend voor haar haar interpretatie van het nummer “Fame” (1980) in de gelijknamige film. Ze schreef ook mee aan het nummer “Flashdance… What a Feeling” (1983), een compositie van Moroder en Forsey.

“Fame”

Op de compilaties Disco Rotic I, II en III van begin jaren 2000 zingt ze het nummer “Breakdance”.

Ik geef u “Fame” uit 1980, uit de tijd dat het begon mogelijk te worden ‘famous for being famous’ te zijn. Bekend vanwege de roem. Een aantal jaren eerder, twaalf om precies te zijn, zei Andy Warhol al dat in de toekomst iedereen vijftien minuten roem zou verwerven. Het waren profetische woorden.

Als men vandaag die jongelingen in die “Fame”-videoclip ziet die in de danskledij van die tijd – die beenwarmers! – dan kan men daar alleen maar blijgezind van worden.

RIP Douglas McGrath (1958 – 2022)

Bullets Over Broadway (1994) trailer.

In New York stierf Douglas McGrath. Hij was 64 en werkte in de filmindustrie. Hij maakte een aantal films die ik niet zag maar waar ik met plezier een samenvatting van zou willen zien.

Hij schreef ook mee aan Bullets Over Broadway (1994), een Woody Allen film die tot diens beste gerekend wordt.

Die wil ik eventueel wel in zijn totaliteit zien. Want ik hou van Allen, en Cusack zie ik graag spelen.

RIP Douglas McGrath

RIP Terence Parsons (1939 – 2022)

In de Verenigde Staten stierf de filosoof Terence Parsons. Parsons was vooral bekend omwille van zijn werk rond het onbestaande.

De man stierf eind juli van dit jaar al. Ik kwam erachter dat hij een onbestaand object geworden toen ik me voor de zoveelste keer in het niet-bestaande verdiepte. De interesse deze keer gewekt na een bezoek aan het Mundaneum in Bergen. Toen stelde ik mij de vraag, mocht men de wereld in een boomstructuur willen gieten, en willen tweedelen middels vertakkingen, zou men zo’n tweedeling niet kunnen beginnen met het ‘echte’ versus het ‘onechte’? Of het materiële versus het immateriële?

Ik stel voor dat we zo tewerk gaan. We zetten in een kamer twee grote manden en schrijven woorden op papiertjes. Die gooien we ofwel in de linkermand ofwel in de rechtermand.

In de linkermand gooien we het ingebeelde, verzonnene, fictieve, imaginaire en denkbeeldige. In de mand aan de rechterkant al wat echt bestaat.

Rechts de dingen – zoals ik al zei – levend of dood: dus banken, stoelen, stootkarren, stiletto’s en stinten. En rhino’s en ringratten. Rozen en rododendrons. Later zullen we de rechtermand leegmaken om die weer te tweedelen: deze keer in het levende en het dode, maar daar vertel ik een andere keer wel eens over.

Het is de linkermand die vandaag onze aandacht vraagt. Op de papiertjes die we erin gooiden staan getallen, woorden (ja papiertjes met het woord ‘woorden’ erop), kleuren, goudbergen, gevoelens, draken, sfinxen, centauren, eenhoorns, zeemeerminnen, vierkante cirkels en ronde vierkanten.

En God natuurlijk.

Waarom begin ik over die tweedeling tussen het echte en het onechte? Omdat zij gelinkt is aan een fundamenteel filosofisch probleem dat de mens als narratief wezen volkomen weet te negeren. Namelijk de problematische aard van een zin als:

“Sherlock Holmes woont in Londen, op het adres Baker Street 221-B.”

De zin is tot een klassieker binnen de filosofie uitgegroeid.

Luisteraars slaan niet tilt als zij deze zin horen. Zij liggen niet aan diggelen van cognitieve dissonantieschok. Wel integendeel. Zij spitsen hun oren, gebiologeerd prevelend, ‘ga verder…’.

Waarom zouden zij tilt moeten slaan? Omdat Holmes nooit in die straat woonde, hij woonde zelfs in Londen niet, sterker nog, Holmes heeft nooit bestaan.

Maar wij luisteren en knikken en verlangen naar meer.

Ik heb afgelopen week het boek van Parsons, Nonexistent Objects (1980), in huis gehaald. Toen ik het begon te lezen, over Pegasus, centauren, Sherlock Holmes, goudbergen, ronde vierkanten en vierkante cirkels, toen ging het me iets te veel over het verschil to be versus to exist, over zijn vs. bestaan dus. Parsons, en dit is een obsessie van de analytische filosofie, wil bovendien alles in formules gieten.

In plaats van gewoon die linkermand samen leeg te maken en te kijken wat voor moois daar allemaal inzit. En vervolgens samen door Meinongs jungle te banjeren. Dat zou toch mooi kunnen zijn? Hij doet het niet, het was zijn rol niet in dit leven.

Daarom las ik tegelijkertijd Het boek van de denkbeeldige wezens (1957) van Borges, mooi vertaald door Annie Sillevis. Borges, de man die van het onbestaande een waar filosofisch feest maakte.

RIP Terence Parsons

RIP Peter Schjeldahl (1942 – 2022)

Peter Schjeldahl was een Amerikaans kunstcriticus die voor het eerst op mijn radar verscheen toen hij het carnografische El Topo (1970) van Jodorowsky in de zomer van 1971 een “monumentaal werk van filmkunst” noemde.

Bij ons las niemand Schjeldahl, afgezien van Joost Zwagerman die hem minstens drie keer in zijn essays vermeldde.

El Topo (1970), Spaans, Portugese ondertitels

Hier een cadeautje, de volledige versie van El Topo in het originele Spaans, met Portugese ondertitels.

RIP Peter Schjeldahl