Tag Archives: 1953

RIP David Thomas (1953 – 2025)

De componist en zanger David Thomas van Pere Ubu sterft.

Pere Ubu met “Breath” (1989) in Night Music, een programma gepresenteerd door David Sanborn

Het is donderdagavond 24 april en op Klara draait Bart Vanhoudt “Over My Head” van Pere Ubu van de plaat The Modern Dance (1978) op zijn programma Klara Shift.

Zelf leerde ik de Amerikaanse zanger veertig jaar eerder kennen via de radiomakers Luc Janssen (°1954) en Gerard Walhof (°1956).

Terwijl ik het oeuvre van Thomas beluister, blader ik in het boek Wie is Herman Brusselmans en waarom? (1997), waar ik lees:

‘De zanger van Pere Ubu zit rochelend en stinkend uit alle hoeken en gaten van zijn lichaam in Hotel Mercure te Den Haag zijn zielige, overbodige leven te overdenken.’

Er is natuurlijk die stem, die wat wegheeft van het gekakel van David Byrne op “Psycho Killer” (1977), een nummer waar ik het nog altijd moeilijk mee heb en dat niet voor niks geparodieerd werd als “Psycho Chicken” (1980). Er is de gelijkenis met het maffe van The Residents. Het doet me ook wat denken aan Mark E. Smith van The Fall die ook zo’n overslaande stem heeft en en ook de zang van Tom Verlaine op de elpee Marquee Moon dwarrelt mijn herinneringen binnen.

Wie mooi over die stem geschreven heeft, en dat al vrij vroeg deed, namelijk in 1981, was de Amerikaanse muziekschrijver Jon Pareles die het had over een stem die opwaarts naar een radeloze sopraan wiebelt en dan weer afdaalt naar een eenzame tenor:

‘In de weinig voor de hand liggende stad Akron, Ohio, bijvoorbeeld, begon Pere Ubu al in 1975 vorm te krijgen. In het begin schreef de groep dreunende, surrealistische composities die op de leest van de Velvet Underground geschoeid waren; later begonnen ze overlays van willekeurige industriële noise toe te voegen; toen, op de een of andere manier, begon de noise in de liedjes te sijpelen en begonnen de liedjes te muteren. Op de beste albums van Pere Ubu, New Picnic Time en Dub Housing, wiebelt de stem van leadzanger David Thomas naar boven naar een radeloze sopraan en naar beneden naar een eenzame tenor met de band achter hem in en uit lopend, soms opgaand in statische elektronica, soms keihard rockend.’

Kijk vooral naar de clip hierboven. Die lichaamstaal. De man was een fenomeen.

Oh, als je iemand als David begraaft, moet je er rekening mee houden dat je niet voor je diensten betaald zal worden want rijk zal de componist en zanger met zijn werk niet geworden zijn. Er is die stem maar ook de onderwerpen waarover Pere Ubu zingt: zelfmoordpiloten in “30 Seconds over Tokyo” (1975) en de Endlösung in “Final Solution” (1976). Er hing iets in de lucht in die periode, dat ik zo een-twee-drie nu omschrijf als het nihilistisch moreel faillissement van de New Wave, geheel ten onrechte natuurlijk, want men zal mij zeggen dat het er net een reactie tegen is, maar in elk geval, je vindt het ook in de bandnaam Butthole Surfers, kontgatsurfers dus, die toegegeven, enige jaren later kwam.

Back to business; waar gaan we David Thomas begraven? Weet je waar ik hem leg? Naast Tom Verlaine.

Rust zacht David.

RIP James Chance (1953 – 2024)

James Chance was niet zijn echte naam, maar een mooie naam was het wel. Elke stad heeft in de jaren zeventig en tachtig wel een James Chance maar alleen die van de grote Westerse steden werden bekend. In de Verenigde Staten was dat New York.

“Contort yourself” (1979)

In die culturele hoofdstad van de wereld kreeg een artistieke beweging de naam ‘no wave’ opgeplakt en songschrijver en saxofonist James werd als ‘no-waver’ bekend met het nummer “Contort yourself” (1979), dat in een mix van Kid Creole dansbaar was. ‘Contort yourself’ betekent ‘verwring uzelf’, wees slangenmens.

Continue reading

RIP Jean Teulé (1953 – 2022)

Le Magasin des suicides (2012) by Patrice Leconte, trailer.

Jean Teulé was een Frans schrijver, tekenaar en scenarist gekend van romans zoals Le Magasin des suicides (2006) and Mangez-le si vous voulez (2009).

Die twee boeken werden niet in het Nederlands vertaald (wel in het Engels) maar de titels zouden vast zo luiden: zelfmoordwinkel en Eet ‘m maar op als u wil.

Het eerste boek vertelt het verhaal van een familie die een naargeestig buurtwinkeltje uitbaat waar ze allerlei zelfmoordartikelen verkopen. Uiteraard geeft de familie ook deskundig gebruiksadvies. Tot op een dag in hun midden een lachend optimistisch baby’tje geboren wordt dat hun raison d’être steeds meer subverteert en de winkel zal omvormen tot een cadeauwinkeltje.

Het boek Eet ‘m maar op als u wil vertelt het verhaal van een op ware feiten gebaseerde kannibalisme-meute-incident dat zich in het Frankrijk van 1870 afspeelde.

Het verhaal van de zelfmoordwinkel werd verfilmd door Patrice Leconte, een van mijn favoriete Franse filmmakers.

RIP Robbie Shakespeare (1953 – 2021)

“Don’t Stop the Music” (1981) by Bits & Pieces

Robbie Shakespeare was a bass player who, with his partner Sly Dunbar, formed the most influential reggae rhythm section between the mid-1970s and the mid-1980s.

I found out about Robbie’s death in De Standaard in which Karel Michiels wrote a knowledgeable obituary. Michiels had struck me before when writing about the death of Bunny Wailer. When I came home I googled him. I found out he is a reggae musician in his own right and performs under the name Jah Shakespeare.

What is my history with Sly and Robbie?

I think a friend of mine had a tape of Taxi Gang (a Sly and Robbie moniker) with her when I traveled to Indonesia, Malaysia and Thailand in the early 1990s.

When I collected records during the late 1990s and early 2000s, I found a copy of “Don’t Stop the Music”, a track which they recorded under the moniker Bits & Pieces, a cover of the disco song.

Boops (Here To Go)” (1987)

And then there is “Boops (Here To Go)” (1987) produced by Bill Laswell. This I first heard in Tom Tom Club in Antwerp. When I tried to find it in the internet era, it took me some time, thinking the lyrics were, “civil check, arms open wide” in stead of “Si boops deh. With arms open wide”.

Compass Point houseband

Besides all this, the duo are central to what is perhaps my favorite recording studio. I am referring to Compass Point, where Sly and Robbie were central to the house band Compass Point All Stars. Everybody played there, perhaps most central to my universe, Serge Gainsbourg.

 Padlock EP (1983) by Gwen Guthrie

The Padlock EP

And, to conclude: Robbie also did the bass line on that unforgettable record Padlock EP (1983) by Gwen Guthrie, produced by Larry Levan.

RIP John Goodsall (1953 – 2021)

John Goodsall was an American-British rock guitarist known for his work with Atomic Rooster and Brand X.

Unorthodox Behaviour (1976)

Goodsall worked in the jazz fusion and prog rock idioms, genres which can be quite boring, except when compiled on such albums as Prog Is Not a Four Letter Word (2005) by Andy Votel.

RIP Evette Benton (1953 – 2021)

Space Bass” (1979)

Evette Benton (1953 – 2021) was an American singer known for her background work as one of the vocalists of the The Sweethearts of Sigma. She can also be heard on such records as “Space Bass” (1979).

You could say that “Space Bass” is specimen of the space disco genre. In that genre, if it exists, should also be “Dancing in Outer Space”, “The Chase”, “Cocomotion”, “Powerline”, “Space Funk”, “Carry On”, “Turn Me On”, “Atmosphere Strut”, “Solar Flight (Opus 1)”, “Nobody’s Got Time”, “War Dance”.

You’re welcome

RIP Nanci Griffith (1953 – 2021)

It’s a Hard Life Wherever You Go” (1989)

Nanci Griffith was an American singer-songwriter working in country, folk, and what she termed “folkabilly.”

She is known for such songs as the anti-war song “From a Distance” (1982) and the anti-racism anthem “It’s a Hard Life Wherever You Go” (1989). That is her socially engaged side, which, as a matter of principle almost, does not interest me very much.

There is another side, the slice-of-life side, represented by her song “Love at the Five and Dime” (1986). This side interests me more, also because the “five and dime” of the title reminds me of Come Back to the 5 & Dime, Jimmy Dean, Jimmy Dean (1982) by Robert Altman.