Zowel Mark Moore als Erkki Rautio stuurden mij een bericht met de vraag of J. Saul Kane een plaats op Dodenstad kon krijgen. Kane is de man van platen als “Sex Sluts’N’Heaven” (1995). Ik heb er niet lang over moeten nadenken. alleen vind ik het jammer dat ik die plaat niet op de plechtigheid in Dodenstad zal kunnen afspelen. Jammer, maar ik begrijp het wel, die muziek past nu eenmaal niet bij de sfeer van een begraafplaats.
Hoofddoodgraver Leonardo is ziek en hij heeft aan mij gevraagd om gedurende onbepaalde tijd de honneurs waar te nemen. Meestal consulteerde hij mij voor de muziekdoden, hij was zelf meer thuis in de kunstdoden en anderen adviseerden hem dan weer over andersoortige doden.
Goed, ik neem het van hem over en wens hem veel beterschap.
In Frankrijk stierf Charles Dumont, bekend als componist van de melodie van “Non, Je Ne Regrette Rien” (1956), wat zoveel betekent als “Nee, ik heb nergens spijt van “, bekend geworden in de versie van Édith Piaf uit 1960.
Over spijt kan ik wel een en ander vertellen, over hoe het beter is spijt te hebben van iets wat je gedaan hebt in plaats van spijt te hebben over iets wat je niet hebt gedaan.
Adieu Roy Haynes. Jahsonic is er even niet, hij had me vast allerlei details kunnen vertellen over Haynes als legendarische jazzdrummer. Ik zocht dan zelf maar wat bij elkaar en vond hem nog springlevend met tracks zoals “Snap Crackle” (1962) en “Dorian” (1963). Toch vrees ik dat hem onrecht aandoe door het hier zo kort te houden.
De Amerikaanse saxofonist Lou Donaldson stierf. Hij was ongeveer van dezelfde generatie en op hetzelfde terrein actief als Grant Green (gitaar) en Donald Byrd (trompet) maar zeemzoeteriger en minder interessant dan die ander twee, maar dat is onbillijk gezeur.
Want er is natuurlijk de compositie “Pot Belly” van Donaldson uit 1970 die door heel wat hiphop acts werd gecoverd. Allereerst door A Tribe Called Quest op de b-kant van hun nummer “Can I Kick it?” (1990) maar ook Portishead gebruikte de ritmesectie voor hun remix van “Going Nowhere” (1993) van Gabrielle.
Een ‘pot belly’ is een vooruitstekend buikje, zoals een peuter dat kan hebben, maar de term wordt gebruikt voor elke buik die niet obees is.
Quincy Jones was een Amerikaans componist, muzikant, songschrijver en arrangeur gekend voor composities zoals “Soul Bossa Nova” (1962).
Zijn eerste arrangement dat bekendheid genoot was dat voor “It’s My Party” (1962) van Lesley Gore, over een meisje dat zich het recht toe-eigent te huilen op haar eigen feest: ‘het is mijn feest en ik huil als ik dat wil, je zou hetzelfde doen als het jou overkwam.’
Jones producete heel wat wereldbekend materiaal van Michael Jackson: Off the Wall (1979), Thriller (1982), en Bad (1987), allemaal zijn producties.
En dan is er nog dat vreselijke “We Are the World” (1985) waar ik altijd zo’n hekel aan heb gehad, vooral als Bruce Springsteen en Bob Dylan hun lijnen zingen.
Jones schreef bovendien veel voor film. Zo waren de OSTs van The Pawnbroker (1965), In the Heat of the Night (1967), In Cold Blood (1967), The Italian Job (1969), The Wiz (1978), en The Color Purple (1985) van zijn hand. De muziek voor de tv-serie Roots (1977) schreef hij ook.
The Pawnbroker (1965) is bekend omdat het een van de eerste films was waar wat naakt in voorkwam.
In de Verenigde Staten stierf Kris Kristofferson, bekend als countryzanger en acteur.
Hij was de co-auteur van “Me and Bobby McGee” (1971), bekend van de versie van Janis Joplin en voor de onvergetelijke verslijn, ‘vrijheid is gewoon een ander woord voor niks te verliezen hebben.’
Een uiterst mooie man, zegt mijn vrouwelijke ceremoniemeester Joconda die erg van hem genoten heeft in A Star Is Born (1971) waarin hij een zelfdestructieve rockmuzikant speelt.
Caterina Valente was een Frans-Italiaanse zangeres uit de tijd dat Europese liedjes nog vertaald werden; het San Remo songfestival nog Europees talent spotte en het variété-televisietijdperk op het punt stond uit te sterven na de komst van rock en punk. Alleen zeventigplussers herinneren zich haar nog. Op een van haar leukste stukjes YouTube zie je Valente samen met Dean Martin in een komische versie van “One note samba.” Ze had een bijzonder heldere stem.
Een van haar songs ging onlangs nog viraal op TikTok: “Bongo la, bongo cha cha” uit 1959.
Zo zong ze:
Bongo la, bongo cha cha cha Vertel me over Zuid-Amerika Wat ze daar zeggen Zijn misschien verzinsels en niets meer
Frankie Beverly was een Amerikaanse zanger populair op de Northern Soul scene. De vampiers van de nacht (en dat zijn wij doodgravers allemaal) die wat later geboren zijn, kennen hem voornamelijk van “Twilight” (1985).
Jahsonic kwam me vertellen dat hij een mixtape aan het maken rond die song. “Mellow, Mellow Right On” (1978) van Lowrell Simon en “Can You Feel It?” (1986) van Larry Heard staan erop. Hij gaat er ook nog enkele Wally Badarou tracks bijzetten want daar doet “Twilight” toch wel heel erg aan denken. “Hi-Life” (1984) bijvoorbeeld.
In de Verenigde Staten stierf de ‘parolier’ Will Jennings. Een songschrijver is in principe altijd minder bekend dan een zanger en een ‘parolier’, iemand die de teksten van liedjes schrijft dus, is nóg minder bekend bij het grote publiek dan iemand die ook de muziek schrijft, althans die indruk heb ik toch.
Will Jennings schreef “Street Life” (1979) voor The Crusaders en “Didn’t We Almost Have It All” (1987) voor Whitney Houston. Zeggen dat hij misschien wel bekendst was voor “Up Where We Belong” van de film An Officer and a Gentleman (1982) is maar een halve waarheid want Jennings was een regelrechte hitmachine.
Voor Jahsonic en mij is het vooral “Street Life” dat werkt.
Zeggen dat Sérgio Mendes bekend was voor “Mas que nada” klopt natuurlijk, maar hij was er enkel de uitvoerder van, het nummer was van de hand van grootmeester Jorge Ben die het in 1963 schreef en opnam. De versie van Sérgio kwam drie jaar later, in 1966.
Ik heb me niet de moeite getroost te achterhalen waar die song precies over gaat, op het eerste gezicht lijkt het een nonsenslied, de titel laat zich in elk geval wel vertalen als ‘meer dan niets.’
Als ik me niet vergis schreef Mendes zelf geen muziek, ook “Magalenha” van het rauwe Afro-Braziliaanse album Brasileiro (1992) schreef hij niet. En de proto-deep house plaat “The Real Thing” (1976) kwam uit de pen van Stevie Wonder, dat kan je trouwens horen.
Er is een plaat die Jahsonic vaak voor mij heeft gedraaid, een van de late platen uit de vroege periode van Sérgio: “Stillness” (1970) van het gelijknamige album, gezongen door Lani Hall die dit jaar 79 wordt.