Jazzdrummer Jack DeJohnette sterft en ik blader door mijn oude LIFE magazines om te zien of ik iets slims kan zeggen over het begin van zijn carrière.
Uit de elpee Sorcery (1974)
Ja hoor, hier een stuk uit 1967:
‘Jazz verkeert in een crisis. De muziek heeft zijn massale aantrekkingskracht verloren. Er wordt al lang niet meer op gedanst. En ‘new wave’-muzikanten als Ornette Coleman, John Coltrane en Charles Mingus hebben alle regels van harmonie en ritme naast zich neergelegd om vergaande, expressionistische improvisaties naar voren te schuiven, waardoor het puristische publiek nog verder is vervreemd.
Uiteindelijk heeft rock-‘n-roll, het bastaardkind van de jazz, in verschillende, elk uur veranderende vormen – ‘hard’, ‘folk’, ‘blues’ en recentelijk ‘psychedelisch’ – een hele nieuwe generatie luisteraars voor zich gewonnen.
Zonder het jonge publiek is jazz ten dode opgeschreven. Esthetisch en historisch gezien kan het niet worden voortgezet.
[…]
Jack DeJohnette die op de stevige randen van zijn drums slaat, bassist Ron McClure die jammert en brult, Keith Jarrett die met één hand de pianosnaren tokkelt en met de andere het toetsenbord bespeelt, en Lloyd die schor huilt op zijn tenorsaxofoon …’
Nee, toch niet, hier ga ik het op de uitvaart niet over kunnen hebben, het artikel gaat eigenlijk over saxofonist Charles Lloyd. Het zegt dus weinig of niets over DeJohnette zelf. Het zegt iets over de toestand waarin jazz zich in 1967 bevond, hier mooi verwoord door Richard Saltonstall, Jr. maar een paar jaar later nog mooier en veel gebalder samengevat door Zappa toen hij zei: ‘jazz is niet dood, het ruikt alleen een beetje vreemd.’
Even door mijn platenkast met de duim over de ruggen wrijven, welke plaat ga ik tijdens de dienst draaien?
Ik vind deze, Sorcery (1974) [zie boven], een spirituele jazzplaat uit de tijd dat spirituele jazz, wij noemden dat soms ook kozmigroov, populair was.
Dave Ball was een Engels componist en synthesizerspeler, de helft van de band Soft Cell die begin jaren tachtig wereldbekend werd met hun cover van “Tainted Love” (Verdorven liefde, ik hou van die titel).
Tainted Love
Het nummer stond op de elpee Non-Stop Erotic Cabaret maar hét nummer van die plaat was uiteraard “Seedy Films” met de tekst over eenzame geilheid en geile eenzaamheid, en de klarinetsolo van Dave Tofani.
Ik weet niet of ik het op een begrafenis moet vermelden, maar wist u dat er een video bestaat van het nummer “Sex Dwarf” (1981), ook op die elpee?
Sex Dwarf
Die clip werd geregisseerd door Tim Pope en toont een aantal volledig naakte vrouwen. Een van de vrouwen wordt gemarteld terwijl ze vastgebonden op een tafel ligt; andere vrouwen zijn bedekt met stukken vlees zoals je die normaal gezien aan de haken van slagers vindt. Halverwege wordt een dwerg uit een kist gelaten die wat met een kettingzaag gaat zwaaien. Heel Fura dels baus-achtig. De clip werd verboden vanwege expliciete, S&M-gerelateerde inhoud en op een gegeven moment in beslag genomen door de politie.
Hij is nooit openbaar uitgebracht, werd sporadisch vertoond in nachtclubs en onder de toonbank verkocht totdat hij op internet werd uitgebracht.
In Strict Tempo
En dan is er nog — want meer tijd zullen wij aan het draaien van liedjes tijdens de dienst niet kunnen besteden — de cultdanceplaat “In Strict Tempo” (1983) met het zeurderige vers-lijntje:
Ron Carroll was een Amerikaanse DJ, zanger, songschrijver en producer die actief was in het housemuziekwezen en daar songs medeschreef als “I Get Lifted” (1994) een song waarvan ik de lichtheid meer dan draaglijk vind. Ron was erg zwaarlijvig en erg zwaarlijvige mensen worden jammer genoeg nooit echt oud.
Hermeto Pascoal was Braziliaan, componist, veelspeler en fluitist. Hieronder vindt u een heel geestig filmpje van een waterconcert waar iedereen op flessen en fluiten speelt.
Het waterconcert uit ‘Sinfonia Alto da Ribeira’ (1985)
Ik vind dat clipje op de pagina ‘Jazz is dead’, wat mij doet denken aan het ‘bon mot’ van Frank Zappa die ooit zei: ‘jazz is not dead, it just smells funny.’
Het clipje komt uit de film Sinfonia Alto da Ribeira (1985) van Ricardo Lua.
Eduardo Palmieri was een Amerikaans componist, pianist en bandleider van Puerto Ricaanse komaf, bekend van composities zoals “Lucumí, macumba, voodoo” (1978).
In 1999 zou David Toop in zijn boek Exotica Palmieri beschouwen —en ik parafraseer — als een van de kanalen waarlangs de mystiek van de Afrikaanse diaspora geabsorbeerd werd door de Amerikaanse populaire muziek en beweren dat Lucumi, macumba, voodoo (1978) de complexe erfenis van Afrikaans-Caribische cultritmes […] verkende.
Hij is bekend voor zijn productie van “Ti sento” (1985) maar ook voor de Italo-disco projecten Tantra (“Hills of Katmandu”, 1979) en Azoto (“San Salvador”, 1979).