David Toop is vandaag gastdoodgraver bij Dodenstad en hij deed de uitvaart van Sly Stone en Brian Wilson. Hij hield het verrassend kort.
“Let Me Have It All” van Sly door Sly
‘Ik werd wakker en ontdekte dat Brian Wilson op 82-jarige leeftijd was overleden, slechts een paar dagen nadat Sly Stone overleed, ook 82, en in beide gevallen zou je kunnen zeggen dat dat een lange 82 was, veel samengeperst in het eerste van drie delen van hun leven en dan de naweeën. Natuurlijk heb ik nagedacht over de mysterieuze manier waarop ze allebei verstrikt raakten in mijn (onze) emotionele en creatieve leven, maar ik heb mezelf ook de vraag gesteld waarom ze zo belangrijk waren. Die in elkaar grijpende funk die je op zijn hoogtepunt hoort op There’s a Riot Goin’ On, en de modulaire studio/compositiemethode die SMiLE definieerde en ontmantelde; ze stelden allebei nieuwe manieren voor mensen voor om samen te zijn, samen te werken, samen te maken, samen te leven, samen lief te hebben. Het feit dat er nog steeds rellen zijn, herinnert ons er sterk aan dat we ons luisteren regelmatig moeten vernieuwen en intensiveren.’ [Toop’s Facebookpagina 11/6/2025]
“Let Me Have It All” van Sly door Material
Ik heb de ceremonie dan maar van hem overgenomen en oh blasfemie!, ik heb “Let Me Have It All” in de versie van Material gespeeld. Toen daar protest op kwam onder de nabestaanden, heb ik ook het origineel opgezet. Ik doe het hier omgekeerd.
Foday Musa Suso was een componist en muzikant van Gambia. Hij heeft op verschillende albums samengewerkt met Bill Laswell, zowel als muzikant als co-producer:
”Muso” uit Watto Sitta
Watto Sitta (1984) werd uitgebracht onder de naam Mandingo en dat zijn Bill Laswell, Jeff Bova en Foday Musa Suso, met Suso als componist en co-producer samen met Laswell. Het album bevat bijdragen van artiesten zoals Herbie Hancock en Aïyb Dieng.
Sound-System (1984) is een album van Herbie Hancock, mede geproduceerd door Laswell, waarop Suso meespeelt op nummers als “Junku” en “Sound System”. Deze tracks combineren elektronische muziek met traditionele Afrikaanse instrumenten. De sound is heel erg gelijkend op die van “Rock It” (1983).
“Early Warning” uit Village Life, op deze track speelt Suso jammer genoeg niet.
En dan is er Village Life (1985), een samenwerking tussen Herbie Hancock en Foday Musa Suso, geproduceerd door Bill Laswell. Het album combineert jazzfusion met Mandé-muziek en werd live opgenomen in de studio zonder overdubs. Op dit album laat men de electronica vallen.
–‘Baas, wat moet ik draaien op de uitvaart van Roger Nichols?’
–‘Doe maar “We’ve Only Just Begun” (1970) van The Carpenters, hij schreef daar mee aan.
–‘Hoewel, ik hou ook van zijn versie van de Goffin/King song “Snow Queen” (1966). Hij schreef dat niet maar voerde het wel mooi uit. Draai ze allebei.’
‘Er is altijd plaats naast elk graf hier in Dodenstad.’
Junior Byles was een Jamaicaans zanger bekend voor platen zoals “A Place Called Africa” (1970), “Beat Down Babylon” (1972), “Curly Locks” (1974) en “The Long Way” (1975).
Al die platen werden opgenomen door Lee Perry. Vliegende cymbalen. Echo’s. Mooi afgelijnde hi-hats. Volle bassen. En op “The Long Way” ook maffe toetsen.
In “Round Midnight” (1944, 1965) hoor je hem met zijn twee zussen, ze zingen over het middernachtuur, wanneer het leven helemaal vreselijk wordt voor eenzame zielen. Andy was zwart en kwam als gay uit de kast. Zijn compositie “Celestial Blues” (1973) was geproducet door die andere cultheld Bill Fischer (1935 – 2023). Hij coverde Nick Drake’s “River Man” (1969, 1998) en zong op “I’ve Had a Little Talk” (1972) van Horace Silver (1928 – 2014) waar een man een gesprekje aangaat met zijn diverse lichaamsdelen (maag en longen en zo) met de belofte dat hij ze goed zal behandelen.
Andy’s werk werd fel gesmaakt door de Gilles Peterson generatie. Zijn zus Salome stierf in 2020. Geraldine Bey, van 1935, leeft nog. Rust zacht Andy.
De componist en zanger David Thomas van Pere Ubu sterft.
Pere Ubu met “Breath” (1989) in Night Music, een programma gepresenteerd door David Sanborn
Het is donderdagavond 24 april en op Klara draait Bart Vanhoudt “Over My Head” van Pere Ubu van de plaat The Modern Dance (1978) op zijn programma Klara Shift.
Zelf leerde ik de Amerikaanse zanger veertig jaar eerder kennen via de radiomakers Luc Janssen (°1954) en Gerard Walhof (°1956).
Terwijl ik het oeuvre van Thomas beluister, blader ik in het boek Wie is Herman Brusselmans en waarom? (1997), waar ik lees:
‘De zanger van Pere Ubu zit rochelend en stinkend uit alle hoeken en gaten van zijn lichaam in Hotel Mercure te Den Haag zijn zielige, overbodige leven te overdenken.’
Er is natuurlijk die stem, die wat wegheeft van het gekakel van David Byrne op “Psycho Killer” (1977), een nummer waar ik het nog altijd moeilijk mee heb en dat niet voor niks geparodieerd werd als “Psycho Chicken” (1980). Er is de gelijkenis met het maffe van The Residents. Het doet me ook wat denken aan Mark E. Smith van The Fall die ook zo’n overslaande stem heeft en en ook de zang van Tom Verlaine op de elpee Marquee Moon dwarrelt mijn herinneringen binnen.
Wie mooi over die stem geschreven heeft, en dat al vrij vroeg deed, namelijk in 1981, was de Amerikaanse muziekschrijver Jon Pareles die het had over een stem die opwaarts naar een radeloze sopraan wiebelt en dan weer afdaalt naar een eenzame tenor:
‘In de weinig voor de hand liggende stad Akron, Ohio, bijvoorbeeld, begon Pere Ubu al in 1975 vorm te krijgen. In het begin schreef de groep dreunende, surrealistische composities die op de leest van de Velvet Underground geschoeid waren; later begonnen ze overlays van willekeurige industriële noise toe te voegen; toen, op de een of andere manier, begon de noise in de liedjes te sijpelen en begonnen de liedjes te muteren. Op de beste albums van Pere Ubu, New Picnic Time en Dub Housing, wiebelt de stem van leadzanger David Thomas naar boven naar een radeloze sopraan en naar beneden naar een eenzame tenor met de band achter hem in en uit lopend, soms opgaand in statische elektronica, soms keihard rockend.’
Kijk vooral naar de clip hierboven. Die lichaamstaal. De man was een fenomeen.
Oh, als je iemand als David begraaft, moet je er rekening mee houden dat je niet voor je diensten betaald zal worden want rijk zal de componist en zanger met zijn werk niet geworden zijn. Er is die stem maar ook de onderwerpen waarover Pere Ubu zingt: zelfmoordpiloten in “30 Seconds over Tokyo” (1975) en de Endlösung in “Final Solution” (1976). Er hing iets in de lucht in die periode, dat ik zo een-twee-drie nu omschrijf als het nihilistisch moreel faillissement van de New Wave, geheel ten onrechte natuurlijk, want men zal mij zeggen dat het er net een reactie tegen is, maar in elk geval, je vindt het ook in de bandnaam Butthole Surfers, kontgatsurfers dus, die toegegeven, enige jaren later kwam.
Back to business; waar gaan we David Thomas begraven? Weet je waar ik hem leg? Naast Tom Verlaine.
Jahsonic, onze burgemeester, maar ook een melomaan, cinefiel, kunstliefhebber en algemene bolleboos wil hem naast Lee Perry begraven, van wie we drie à vier jaar geleden afscheid namen, en met wie Romeo vaak samenwerkte.
Mij best, ik doe wat de baas vraagt.
Ik hoor Jahsonic van ver platen draaien in zijn villa naast Dodenstad, vlak ernaast, een beetje zoals de woning van Thezone of interest.
‘I’m gonna send him to outa space, to find another race.’
‘Ik stuur hem de ruimte in om een ander ras te vinden,’ klinkt het lied waarover hij mij achteraf zal zeggen dat het “Chase the devil” (1976) is: ‘zit de duivel achterna’. Hij zal mij erbij vertellen dat het een troop is van het afrofuturisme: de verzinnebeelding van de queeste van de afstammelingen van de Afrikaanse diaspora naar hun vermeende buitenaardse roots.
In de Neerlandosfeer schreef Mathieu Charles op Rekto:verso in 2018 daarover:
‘Als antwoord op eeuwenlange onderdrukking en misrepresentatie ontwikkelden zwarte artiesten een eigen taal en visie om de toekomst (en het verleden) te herschrijven: Afrofuturisme. Al kent deze stroming sinds de jaren 1970 een creatieve boost, pas nu dringt ze met grote Hollywoodproducties als Black Panther (2018) en A Wrinkle in Time (2018) tot de mainstream door.’
Romeo leverde met “Chase the devil” zijn bijdrage aan dat afrofuturisme.
Amadou Bagayoko, de helft van Amadou & Mariam, stierf, vermoedelijk in Mali. Ik leerde het blinde muzikale duo kennen via het verzamelalbum Nova Classics 5 (2004) waar de song “Je pense à toi” op stond.
In de Verenigde Staten stierf Roy Ayers en op zijn begrafenis hier in Dodenstad draaide ik twee van zijn minder bekende nummers: “Third Eye” uit 1976 van de elpee Everybody loves the sunshine en “Chicago” uit 1983 van de elpee Silver vibrations.
Amanda Kuyper van het NRC schrijft: ‘Om de zoveel tijd ontdekte een nieuwe generatie de lome, groovy souljazz van de Amerikaanse vibrafonist Roy Ayers.’ De adjectieven ‘loom’ en ‘groovy’ zijn goed gekozen.
“Running Away”
Er is een passage in “Running Away” (1977) die ik grijsgedraaid heb, het zijn de diepe toetsenpartijen net voor Ayers aan zijn vibrafoonsolo begint maar die eigenlijk doorheen de hele track lopen, als een baslijn. Ik geloof dat je daar Philip Woo hoort.