Wolf Erlbruch was een Duits illustrator en schrijver van kinderboeken, misschien best gekend omwille van zijn boek Over een kleine mol die wil weten wie er op zijn kop gepoept heeft (1989, Duits: Vom kleinen Maulwurf, der wissen wollte, wer ihm auf den Kopf gemacht hat).
Het verhaal van die mol die met een drol op zijn hoofd op zoek gaat wie die daar gelegd heeft, was een favoriet die ik graag voor mijn kleinsten voorlas. Ik hou van verhalen over poep. Alles wat met poep te maken heeft, vind ik interessant. Ik ben een scatofiel, zou je kunnen zeggen.
Erlbruch schreef ook over de dood en over de betekenis van het leven.
Ik ontdekte hem in 2008 toen ik zijn essay “Die Aporien der Avantgarde” (1962) las in een Nederlandse vertaling. Ik heb dat boek niet meer dus ik weet niet wie die vertaling deed.
Het stuk maakte wel wat indruk omdat de futiliteit van de avant-garde er uit de doeken gedaan werd. Of tenminste, futiliteit, dat is het juiste woord niet.
Maar Enzensberger durfde wel toen al, begin jaren zestig, het begrip avant-garde te relativeren. Als de regel in de creatieve sector wordt: het moet nieuw zijn, dan vestig je daar een nieuwe traditie mee en traditie is net waar avant-garde mee vecht. Op die manier heft de avant-garde zichzelf op. De postmodernist die ik toen was kon ik daar wel wat mee.
Ook het begrip aporia sprak mij aan. Het komt van ἀ- (niet, de zogenaamde privatieve ‘a’) en πόρος (póros, ‘passage’). Daar waar men niet doorheen komt. Mooi. Het onoverbrugbare, ondoorwaadbare, onpasseerbare.
Eigenlijk is het een van de eerste essays over ‘de dood van de avant-garde’ waar men pas veel later over zou gaan schrijven, toen het postmodernisme kwam. Het stuk bevat een genadeloze analyse van György Lukács kleingeestige verdediging van literair realisme en enkele stimulerende reflecties over de stompzinnigheid van het groeperen van kunstenaars in kunststromingen. Er zit ook een degelijke etymologische en semantische analyse van de term avant-garde bij.
Stefan Hertmans liet naar aanleiding van Enzensbergers dood op zijn Facebooktijdlijn een meter boeken van Enzensberger zien. Een kleine meter, dat wel. Het droeg wel wat bij tot zijn geloofwaardigheid. Van Hertmans dan.
Omdat ik bij Hertmans niet wilde achterblijven ging ik naar de universiteitsbieb maar vond er zo goed als niets. Bij de stadbibliotheek vond ik wel De telduivel (1997), dat heerlijk kinderboek dat wiskunde filosofisch benadert.
Oh ja, Hans Magnus had een broer. Christian. Veel minder bekend maar van hem las ik wel een prikkelend boekje over vuil: Größerer Versuch über den Schmutz (1968), Groot essay over het vuil dus. Die broer stierf in 2009.
Klaus Schulze was a German composer and musician, a pioneer in electronic music. Briefly a member of the Krautrock bands Tangerine Dream, Ash Ra Tempel, and the Cosmic Jokers he launched a solo career consisting of more than 60 albums.
Gottfried Böhm was a German architect and sculptor. His reputation is based on creating highly sculptural buildings made of concrete, steel, and glass.
He is best-known for the brutalist church Maria, Königin des Friedens.
He founded countercultural publishing house März Verlag in 1969 and published books such as Sexfront (1970), instrumental to the sexual revolution in Germany.
Do Communists Have Better Sex? (original German title: Liebte der Osten anders? – Sex im geteilten Deutschland) is a documentary by André Meier. The film compares the sex life of people of East Germany and West Germany during the Iron Curtain period.
I can’t remember exactly how but I managed to stumble on a complete version of the German short film Besonders wertvoll.
On Youtube, of all places:
Besonders wertvoll (1968, English: Of Special Merit) is a short subject directed by Hellmuth Costard and produced by Petra Nettelbeck.
The film, now almost fifty years old, criticized the new German Film Funding Act of 1967 by way of a talking phallus representing German politician Hans Toussaint, co-sponsor of the new film funding law. The title Besonders wertvoll translates as ‘of particular merit’ (as in cultural significance vs. ‘utterly without redeeming social importance‘) and is an allusion to the highest film rating given by Deutsche Film- und Medienbewertung.
Love misquotations? Here’s a good one. This film is famous for originating “Only the perverse fantasy can still save us,” (misattributed to Goethe), which is shown at the end of the film credits.