Jimmy Cliff was een Jamaicanaans zanger bekend voor nummers als “Many Rivers to Cross” (1969) en “You Can Get It If You Really Want” (1970), liedjes die in de film The Harder They Come (1972) voorkwamen.
Mijn gedachten dwalen af naar de rivieren die Cliff zonder succes probeerde over te steken, hoe hij dwaalde en verloren liep op weg naar de witte kliffen van Dover. De kliffen uit zijn naam.
Maar, zowaar als de zon schijnt, hij zou het deel krijgen dat hem toekwam. Hoe sneller ze stijgen, hoe sneller ze vallen!, behalve hij.
Hij zou krijgen wat hij wilde omdát hij het wilde. De wens is immers de vader van de gedachte. Proberen, proberen, proberen. Slagen zou hij. ‘Word bokser, meer kans op slagen!’ Rome is ook niet in één dag gebouwd, en ja, je hebt tegenstand ondervonden. Tot nu. Tot hier. Het einde.
Udo Kier was een Duitse acteur gekend voor zijn karakterrollen, dat wil zeggen dat hij voornamelijk slechteriken, zonderlingen of buitenstaanders speelde. Het spreekt voor zich dat ik daar een bijzondere sympathie voor heb.
Udo is in popcultuurland vooral bekend voor zijn uitspraak in de film Flesh for Frankenstein (1973): ‘Om de dood te kennen Otto, moet je het leven in de galblaas neuken’. Otto is de assistent van dokter Frankenstein, die zoals u weet, in de originele roman uit 1818 met behulp van elektriciteit diverse stukken van stoffelijke overschotten uit slachthuizen, knekelhuizen en dissectiezalen — sommige menselijk, ander dan weer dierlijk — met behulp van elektrische vonken weer tot leven wenst te wekken.
Flesh for Frankenstein
Zelf heb ik van de gelegenheid gebruik gemaakt om een van mijn favoriete nobrowscènes opnieuw te bekijken uit de film Docteur Jekyll et les femmes (1981) van de Poolse regisseur Walerian Borowczyk, de scène rond minuut 14 waarin Udo Kier in de rol van Jekyll tijdens een feestmaal zegt:
‘Volgens Kant zijn we vrije en onafhankelijke actoren, unieke verschijnselen. In zijn systeem zijn ruimte en tijd transcendentale begrippen …
Een disgenoot antwoordt:
‘Momenteel leven we in een tijdperk van verlichting. Dat betekent dat we wetenschap niet als apriorisch of aprioristisch beschouwen.’
Docteur Jekyll et les femmes
Het hele gesprek dat daarop volgt is — hoewel nonsens — mooi en geloofwaardig geschreven; en als ik de credits mag geloven, vloeide het uit de pen van Borowczyk zelf. Het gesprek wordt gemonteerd op flarden van spartelende vrouwen die met messteken om het leven gebracht worden.
Als Frankenstein een herinterpretatie is van een 19de-eeuwse bespiegeling over het tot leven wekken van dode materie, dan is Docteur Jekyll et les femmes een variatie op Strange Case of Dr Jekyll and Mr Hyde (1886), het verhaal van een medisch experiment waarin een arts door een chemisch drankje alternerend opgesplitst wordt in zijn goede en kwade zelf. Ik kan me zo het plezier voorstellen dat Kier bij het voorbereiden van zijn rol moet gehad hebben. Trouwens, de soundtrack van deze ‘pulpfilm’ is van elektroakoestische held Bernard Parmegiani.
Je hebt je kunnen verdiepen in Frankenstein en in Jekyll en Hyde en in talloze andere verhaallijnen. Je speelde in tweehonderdtwintig films. Tijd om te rusten Udo.
We zijn hier samengekomen om afscheid te nemen van Ornella Vanoni.
Zo begon ik deze ochtend mijn grafrede. Daarna, ik moet het toegeven, las ik een tekst voor die een van mijn doodgravers voor mij geschreven had, ik geloof dat Leonardo het meeste werk geleverd had. Zelf kan ik het nog amper, er zijn de laatste maanden teveel klachten gekomen dat ik me niet aan het ‘onderwerp’ kan houden. Dat ik begin af te dwalen, dat ik zijpaden bewandel, dat ik over totaal andere personen begin, telkens gebruik makend van een kleine zijwaartse link. Zoals nu ook weer, mochten ze me mijn zin hebben laten doen, ik op dit moment alleen maar denken aan de woorden van het lied “Mi sono innamorato di te” (1962, Ik ben verliefd op je geworden):
Ik ben verliefd op je geworden Omdat ik niets te doen had
Overdag wilde ik iemand ontmoeten ‘s Nachts wilde ik iets om over te dromen
Ik ben verliefd op je geworden Omdat ik niet meer alleen kon zijn
Overdag wilde ik over mijn dromen praten ‘s Nachts wilde ik over liefde praten
En nu ik duizend dingen te doen heb Voel ik mijn dromen vervagen
Maar ik kan niet meer denken Aan iets anders behalve aan jou
Ik ben verliefd op je geworden En nu weet ik zelf ook niet meer wat ik moet doen Overdag heb ik spijt dat ik je ontmoet heb ‘S nachts kom ik je zoeken.
En terwijl die woorden in mijn hoofd spoken — Ornella Vanoni zong er ooit een versie van — maar het lied is eigenlijk van Luigi Tenco, lees ik braaf de woorden af die voor mij op papier staan.
“Tudo Que Você Podia Ser”, met de foto zoals die te zien op de plaat waar dat nummer op staat: Clube da esquina (1972)
Er werd weer wat gestorven in de wereld, heel veel gewone stervelingen uiteraard, die alleen in besloten kring gevierd worden, niks mis mee, maar ook grote namen, namen die de wereld in meer of minderde mate beroeren. Er was een Amerikaanse vicepresident die van oorlogsmisdaden beschuldigd werd (worden ze daar niet allemaal van beschuldigd, nietwaar?, de VS is toch een schurkenstaat, nietwaar?); er was een filmmaker die een pseudodocumentaire gemaakt had in de jaren zestig over een gefingeerde kernrakettenaanval op het Verenigd Koninkrijk; er was een componist van psychedelische muziek; er was een moleculair bioloog die baanbrekend DNA-onderzoek had verricht maar ook in opspraak was gekomen over vermeende ethnische intelligentieverschillen; er was een actrice die ooit met een zekere Alice gespeeld had die op haar gebruikelijke adres niet meer te vinden bleek; een Nieuw-Zeelandse filmmaker die de beste film van dat werelddeel op zijn naam had staan; en er was de reggae-zanger die het over iemands rode oogjes had, waarschijnlijk die kleur geblowd.
We hebben ze hier allemaal begraven maar ik heb er niet altijd over bericht. Maar dít stoffelijk overschot dat bij ons arriveerde, een 73-jarige dode die zijn achternaam deelt met een van mijn favoriete schrijvers, verdient wat aandacht.
Lô Borges was een Braziliaanse singer-songwriter en gitarist gekend voor songs als “Tudo que você podia ser” (1971, Nederlands: Alles wat je zou kunnen zijn).
De versie van Quarteto em Cy
Hij is co-auteur van die song, uitgevoerd door Milton Nascimento op hun gezamenlijke cultproject Clube da esquina (1972). Quarteto em Cy deed er ook een versie van.
Ter voorbereiding van mijn grafrede luister ik nu naar zijn gelijknamige debuutsoloplaat, die met de foto van de afgetrapte sneakers. Nooit van gehoord. Nooit gehoord. Uitstekende plaat, beetje Kevin Ayers vibe zoals in Joy of a toy.
Lô Borges (1972) van Lô Borges
Mocht u morgen na de uitvaart nog wat willen rondstruinen in Dodenstad, Braziliaanse muzikanten en componisten hebben hier hun eigen ereperk: de laatste jaren kwamen daar de stoffelijke overschotten van Hermeto Pascoal, Sérgio Mendes, João Donato, Astrud Gilberto, Rita Lee, Marcel Zanini, Gal Costa en Elza Soares bij.
Wat cultuurpessimistisch gezeur van de regisseur, over hoe er steeds sneller gemonteerd wordt zodanig dat wij nietsvermoedende consumenten belet worden na te denken.
Peter Watkins was een Engelse filmmaker wiens vijf minuten bekendheid zich voltrok in de jaren zestig toen hij een fake documentaire uitbracht over wat de gevolgen zouden zijn van een nucleaire oorlog in Engeland.
Daarna ging hij films maken die een kruising waren tussen Herbert Marcuse en Guy Debord, maar minder slim dan de eerste en niet zo spectaculair als de tweede.
Hij krijgt een plaats naast Godard, die zal dat misschien niet zo fijn vinden, maar ook die is dood en de doden hebben weinig zeggenschap.
Een mooie jongen stierf. Björn Andrésen was zestien toen hij in 1971 wereldbekend werd als de veertienjarige Tadzio, homoerotisch sekssymbool in de film Death in Venice (1971). Björn vond dat niet fijn. En toen hij op de cover belandde van The beautiful boy (2003) van Germaine Greer, die toen nog bekendstond als een radicaal feministe maar ondertussen nog slechts een TERF is, vond hij dat andermaal niet fijn. Maar goed, Björn, het was je lot, je hebt het toch zeventig jaar moedig en met waardigheid gedragen.
Scènes uit ‘Death in Venice’ (1971) die Björn Andrésen tonen op de tonen van “Heavenly” van de band Cigarettes after sex.
Jazzdrummer Jack DeJohnette sterft en ik blader door mijn oude LIFE magazines om te zien of ik iets slims kan zeggen over het begin van zijn carrière.
Uit de elpee Sorcery (1974)
Ja hoor, hier een stuk uit 1967:
‘Jazz verkeert in een crisis. De muziek heeft zijn massale aantrekkingskracht verloren. Er wordt al lang niet meer op gedanst. En ‘new wave’-muzikanten als Ornette Coleman, John Coltrane en Charles Mingus hebben alle regels van harmonie en ritme naast zich neergelegd om vergaande, expressionistische improvisaties naar voren te schuiven, waardoor het puristische publiek nog verder is vervreemd.
Uiteindelijk heeft rock-‘n-roll, het bastaardkind van de jazz, in verschillende, elk uur veranderende vormen – ‘hard’, ‘folk’, ‘blues’ en recentelijk ‘psychedelisch’ – een hele nieuwe generatie luisteraars voor zich gewonnen.
Zonder het jonge publiek is jazz ten dode opgeschreven. Esthetisch en historisch gezien kan het niet worden voortgezet.
[…]
Jack DeJohnette die op de stevige randen van zijn drums slaat, bassist Ron McClure die jammert en brult, Keith Jarrett die met één hand de pianosnaren tokkelt en met de andere het toetsenbord bespeelt, en Lloyd die schor huilt op zijn tenorsaxofoon …’
Nee, toch niet, hier ga ik het op de uitvaart niet over kunnen hebben, het artikel gaat eigenlijk over saxofonist Charles Lloyd. Het zegt dus weinig of niets over DeJohnette zelf. Het zegt iets over de toestand waarin jazz zich in 1967 bevond, hier mooi verwoord door Richard Saltonstall, Jr. maar een paar jaar later nog mooier en veel gebalder samengevat door Zappa toen hij zei: ‘jazz is niet dood, het ruikt alleen een beetje vreemd.’
Even door mijn platenkast met de duim over de ruggen wrijven, welke plaat ga ik tijdens de dienst draaien?
Ik vind deze, Sorcery (1974) [zie boven], een spirituele jazzplaat uit de tijd dat spirituele jazz, wij noemden dat soms ook kozmigroov, populair was.
Dave Ball was een Engels componist en synthesizerspeler, de helft van de band Soft Cell die begin jaren tachtig wereldbekend werd met hun cover van “Tainted Love” (Verdorven liefde, ik hou van die titel).
Tainted Love
Het nummer stond op de elpee Non-Stop Erotic Cabaret maar hét nummer van die plaat was uiteraard “Seedy Films” met de tekst over eenzame geilheid en geile eenzaamheid, en de klarinetsolo van Dave Tofani.
Ik weet niet of ik het op een begrafenis moet vermelden, maar wist u dat er een video bestaat van het nummer “Sex Dwarf” (1981), ook op die elpee?
Sex Dwarf
Die clip werd geregisseerd door Tim Pope en toont een aantal volledig naakte vrouwen. Een van de vrouwen wordt gemarteld terwijl ze vastgebonden op een tafel ligt; andere vrouwen zijn bedekt met stukken vlees zoals je die normaal gezien aan de haken van slagers vindt. Halverwege wordt een dwerg uit een kist gelaten die wat met een kettingzaag gaat zwaaien. Heel Fura dels baus-achtig. De clip werd verboden vanwege expliciete, S&M-gerelateerde inhoud en op een gegeven moment in beslag genomen door de politie.
Hij is nooit openbaar uitgebracht, werd sporadisch vertoond in nachtclubs en onder de toonbank verkocht totdat hij op internet werd uitgebracht.
In Strict Tempo
En dan is er nog — want meer tijd zullen wij aan het draaien van liedjes tijdens de dienst niet kunnen besteden — de cultdanceplaat “In Strict Tempo” (1983) met het zeurderige vers-lijntje: