Lisa Marie Presley was een Amerikaanse actrice en singer-songschrijver maar boven alles was ze de enige dochter van Elvis Presley.
Mevrouw Presley trouwde vier keer. Met Michael Jackson, Nicolas Cage en nog twee andere mannen en was moeder van vier kinderen. Een ervan pleegde zelfmoord toen hij twintig was.
Ze was bekend omwille van haar bekendheid, famous for being famous; en willens nillens was ze net als haar vader Elvis en haar ex-man Michael een tragisch slachtoffer van de cultuurindustrie. Maar zijn we dat niet allemaal?
Dennis Budimir was een Amerikaans gitarist, lid van The Wrecking Crew, een in Los Angeles gebaseerde groep van sessiemuzikanten.
Als studiomuzikant speelde hij mee op zo’n negenhonderd filmopnames en ontelbare pop- en jazzplaten. Hij bracht maar een vijftal platen onder eigen naam uit.
Hij werd 84.
Er staat een filmpje op YouTube waar hij met Bill Frisell en Bob Bain speelt en waarop vooral Bain en Budimir herinneringen ophalen.
Jeff Beck werd tot de beste gitaristen van zijn generatie gerekend. Geboren in Londen, kwam hij voor het eerst in de schijnwerpers als lid van The Yardbirds met wie hij op zijn tweeëntwintigste “Shapes of Things” (1966) uitbracht. Datzelfde jaar – maar solo – bracht hij “Beck’s Bolero” uit.
“Shapes of Things” is samen met “Eight Miles High” (1966) van The Byrds een van de eerste successen van de psychedelische rock en zijn plaat Truth waarop hij “Shapes of Things” herwerkte haalt vaak ‘de beste platen ooit’ lijstjes.
Je kan Beck aan de zijde van Jimmy Page zien in het Yardbirds concert in de film Blowup (1966) van Antonioni, een erg knullige scène.
Na die beginperiode had Beck geen echte hits meer maar hij genoot het grootste respect van zijn collega muzikanten. Je zou hem een muzikantenmusicus kunnen noemen. A musician’s musician zoals de Engelsen zeggen.
In Duitsland stierf de kunsthistoricus Hans Belting, of zoals men dat in het Duits zo mooi zegt: Kunstwissenschaftler, kunstwetenschapper dus. Wij zeggen kunsthistoricus of kunstcriticus, maar bij dat laatste denken wij eerder aan iemand die hedendaagse kunstwerken beoordeelt.
Belting schreef in 2002 Hieronymus Bosch: Garten der Lüste een boekje helemaal gewijd aan het meest fantastische schilderijen aller tijden: De tuin der lusten van Bosch.
Belting kwam op mijn radar toen ik Sferen van Sloterdijk las in 2009. Dat boek toont op de cover het detail uit De tuin der lusten waar een man en een vrouw in een amniotische zak aan elkaar zitten te frunniken. Helaas scheen de vertaler van Belting niet te weten dat het om een vruchtzak ging en daarom had ik het in mijn boek De geschiedenis van de erotiek (2011) nog over een luchtbel in plaats van een vruchtzak.
Voor de rest van mijn beschrijving baseerde ik me wel op Belting en ik had het over ‘de barsten in de bel, de minuscule scheurtjes die onvermijdelijk elke bel van verliefdheid uiteindelijk doen openspatten, zodat de bewoners van de bel bedekt worden met een sluier van liefdesverdriet.’
Ik leerde het werk van Paul Johnson in 2008 kennen nadat ik Umberto Eco’s On Ugliness (Over het lelijke) gelezen had. Daarin citeert Eco Sartre die zo genoot van de slechte adem van zijn leerkracht op de lagere school. Dat fascineerde me en ik besloot dieper te graven.
Sartre vertelde dit in zijn autobiografie De woorden (1964):
Nu heb ik u nog niet verteld hoe ik het werk van Paul Johnson leerde kennen maar toen ik in 2008 googelde op “Sartre” en “bad breath” kwam ik bij een recensie van het boek Intellectuals van Johnson, geschreven door ene Wendy Doniger en daarin schreef zij:
Zo leerde ik dus het werk van Johnson kennen. Via mijn fascinatie voor vieze luchtjes en slechte adem.
Paul Johnson. Geboren in Manchester. Journalist. Historicus met boeken die goed verkochten. Speechschrijver. Ooit links maar later conservatief.
Hij schreef A History of Christianity (1976) Modern Times: A History of the World from the 1920s to the 1980s (1983), A History of the American People (1997), het hierboven vermelde Intellectuals (1988) en nog meer dan vijftig andere boeken.
In de Verenigde Staten overleed schrijver Russell Banks, bekend van The Sweet Hereafter (1991, ‘het zoete hiernamaals’), verfilmd door Atom Egoyan in 1997.
Banks was een politiek schrijver: zijn kritiek op globalisering en racisme doet denken aan Édouard Louis in Frankrijk.
En het verhaal van The Sweet Hereafter doet dan weer denken aan Simenons De medeplichtigen waar een bus met veertig kinderen omkomt. In beide gevallen, de schoolbus als rattenvanger van Hamelen.
Michael Snow was een Canadees kunstenaar bekend voor zijn film Wavelength (1967).
Het is het soort film waarin zo goed als niets gebeurt. De wavelength uit de titel laat zich vertalen als golflengte en dat is een woord dat mij interesseert als metafoor. Mensen kunnen bijvoorbeeld op dezelfde golflengte zitten, en dit sinds radio ontstond. Als je maar lang genoeg met je auto blijft rijden, en je verzet je knop niet, zal er altijd wel een nieuw radiostation op dezelfde golflengte verschijnen. Maar als je met iemand op dezelfde golflengte zit, hou je er hetzelfde gedachtengoed op na.
Er zijn nog andere metaforen uit de technische wereld die gebruikt worden om interpersoonlijke relaties te beschrijven.
Na Goethe konden mensen ook affiniteit met elkaar hebben, een chemische term. Goethe schreef namelijk een roman die Die Wahlverwandtschaften getiteld was, letterlijk vertaald als electieve affiniteiten maar bij ons in de handel gebracht als gewoonweg Affiniteiten. Een chemische affiniteit is de sterkte waarmee twee moleculen zich aan elkaar zullen koppelen. Tussen mensen kunnen er ook affiniteiten bestaan. En tussen mensen en dingen ook.
Tussen twee mensen kan er een vonk overspringen, een elektrische term. ‘Plots sprong er een vonk over en ik werd op slag verliefd’.
En klikken! Zoals: ‘Het klikte niet tussen ons.’ Klikken komt dan uit de mechanica, stel ik me voor, misschien uit de uurwerkenbouw, ik weet het niet zeker, ik heb het niet verder onderzocht.
Tot zover dat soort metaforen.
Die film Wavelength (1967) is zoals Jeanne Dielman waarover ik me onlangs enigszins opwond, onbekijkbaar.
Robert Stam zei daar in 2005 iets verhelderend over:
Juist.
Hij noemt dat isochronie.
En isochroon is alles wat cinema niet hoort te zijn. Daarom verdraag ik alleen Sleep van Warhol omdat die tot het uiterste gaat en elke pretentie tot narratief opgeeft. Geen compromissen daar, gewoon een slapende man. Niet dat ik Sleep gezien heb, nee, ik lees daar wel graag over, maar kijken? Ho maar.
Nu ik erover nadenk, ook de stasisfilms (films waarin niets gebeurt) van Guy Debord verdraag ik weldegelijk. Ten eerste; gewoon omdat ik erg gefascineerd ben door het extreme van Debord. En ten tweede omdat in films zoals Hurlements en faveur de Sade letterlijk niets gebeurt. Er zijn minutenlange totale witte en totale zwarte shots; bovendien helemaal geluidloos. Extreem dus. Zonder een toegeving. Met een totale minachting van het publiek.
In zekere zin vind ik dat Snow zijn publiek te weinig minacht. Net als Chantal Akerman met haar Jeanne Dielman.
Fay Weldon was een Brits auteur vooral bekend om haar boek The Life and Loves of a She-Devil (1983). Bij ons werd dat vertaald als Liefde en levens van een duivelin en er kwam ook een film met Meryl Streep en Roseanne Barr in de hoofdrollen.
‘She-devil’
Via dat woord ‘she-devil’ leerde ik Weldon kennen, toen ik het tegenkwam in het werk van de Gentse schrijver Pierre Louÿs. Het soort duivelinnen dat ik toen in gedachten had waren slechte vrouwen, succubi en heksen.
Maar de duivelin waar Weldon het over heeft is een heel ander type en dat type heeft de feministische literatuur van de laat twintigste eeuw enigszins beheerst.
De hoofdpersonages van Weldons romans zijn vaak dikke en lelijke vrouwen die verwikkeld zijn in de oorlog der seksen. Die eeuwige strijd tussen man en vrouw. Meteen ook de enige oorlog, zoals u weet, waarin elke partij regelmatig in het bed van de vijand belandt.
Afvallige feministe
Voorts blijkt Weldon een ‘afvallige feministe’ in de stijl van Germaine Greer.
Zo lees ik in De Morgen, naar aanleiding van de vertaling van Dagboek van een stiefmoeder (2009) haar terechte twijfels bij de nieuwe samgengestelde-gezinnen-moraal:
En in haar boek Dood van een duivelin (2017) is ze niet mals voor transvrouwen:
‘De man heeft nu de controle over het beste wapen dat altijd was voorbehouden aan de vrouw: het lichaam dat hij benijdde, de stemmingen en fijngevoeligheid. Hij kan haar worden, haar opzuigen, haar in zich opnemen.’
Fay Weldon
Geert Van der Speeten liet nog optekenen dat Weldon in het ‘feministische kamp […] niet graag gezien [was]. Met shockerend bedoelde uitlatingen dat verkrachting eigenlijk niet het ergste is wat een vrouw kan overkomen, of dat vrouwen mannen kleineren zoals mannen vroeger vrouwen kleineerden, werd ze als een verraadster aanzien.’
Gewaagd ja, dat over verkrachtingen. Alleen een vrouw kan zich zo’n uitspraken veroorloven.
Alan Rankine was een mindere maar daarom niet minder geliefde muziekgod die toegang verschaft tot een universum dat – hoewel klein – mij vrij dierbaar is. Een lievelingsuniversumpje als het ware.
In 1986 bracht Rankine “Rumours of War” uit op het Belgisch label Les Disques du Crépuscule.
Dat lied werd gedraaid in de Belgische clubscene die later zou uitgroeien tot de saaie en voorspelbare New Beat. Maar net vóór dat genre was uitgevonden, had België voor een korte periode de meest avontuurlijke deejays ter wereld en een publiek dat dat lustte. En dat publiek danste onder andere op “Rumours of War”.
Rankine sprak over ‘geruchten over een oorlog’ en er waren toen wel wat gewapende conflicten overal ter wereld maar niet in het Westen waar de muur en het gordijn dat Europa in twee deelde nog rechtstond en waar de enige oorlog de Koude Oorlog was.
Fred White speelde drums by de Amerikaanse band Earth, Wind & Fire die u misschien kent van “Evil” (1973), “Brazilian Rhyme” (1977), “September” (1978) and “Let’s Groove” (1981).
Nu ik erover nadenk, opvallend veel hoezen van EWF hadden esoterische thema’s.
Die esoterische neiging hoeft niet te verbazen als men nadenkt over de titel van de band: “earth, wind and fire’, ‘aarde, wind, en vuur’; alleen water ontbreekt om er de klassieke elementen van te maken.
Over hoezen gesproken, een aantal ervan werden geïllustreerd door de Japanse illustrator Shusei Nagaoka.